Een van de spannendste vragen van onze
tijd is die naar onze identiteit. Wie zijn we eigenlijk en hoe zijn we zo
geworden? En zijn we tevreden met onze identiteit of verlangen we naar een andere?
Met die vragen zijn we vandaag de dag misschien wel meer dan ooit bezig, zeker
hier in de stad. En waarom dat is? Omdat steeds meer dingen die vroeger als
vanzelfsprekend onze identiteit bepaalden zijn weggevallen. Lange tijd was het
zo dat je identiteit werd bepaald door tenminste vier dingen: familie, werk, woonplaats
en geloof. Zolang die dingen redelijk vaststonden, hoefde je nauwelijks over je
identiteit na te denken. Maar voor velen van ons is dat echt anders.
Ik kijk even naar jullie 7. Ik denk dat
voor jullie allemaal geldt dat jullie in allerlei opzichten ontworteld zijn.
Niemand van jullie is een echte Amsterdammer en sommigen van jullie komen uit
een heel andere cultuur. Voor sommigen van jullie is de familie ver weg,
anderen zoeken echt hun eigen weg en nog weer anderen moesten zich zelfs
losmaken van de familie. Als het om werk of studie gaat zijn er nog heel veel
onzekerheden en ontleent niemand van jullie daar zijn of haar identiteit. En
wat het geloof betreft hebben jullie allemaal een zoektocht achter de rug.
Kortom: voor geen van jullie is er op de vraag 'wie ben ik' een vanzelfsprekend
antwoord. En dat geldt voor velen van ons hier vanmorgen.
Maar weet je wat nu zo opvallend is?
Ook de lezers van Petrus worstelden al met hun identiteit. Is het je opgevallen
hoe Petrus ze aanspreekt? Zo: 'Aan de uitverkorenen die als vreemdelingen
verspreid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bythinië verblijven.'. Het
gaat om christenen die wonen in wat nu het Aziatische deel van Turkije is, het
gebied waar Deniz vandaan komt, bij Istanbul. Ze zijn christen geworden, maar
juist daardoor ook ontworteld geraakt en op zoek naar hun identiteit. Wie zijn
jullie?, vragen hun tijdgenoten zich af. Wie zijn we, vragen ze zichzelf ook
af. En Petrus gaat daar antwoord op geven. Hij gaat vertellen wat hun identiteit
is.
*Wie zijn ze, die christenen in deze
brief? Volgens Petrus zijn ze inderdaad ontworteld en wordt hun identiteit niet
langer bepaald door familie, woonplaats of werk. Maar des te meer wordt wie ze
zijn bepaald door hun geloof in Jezus. En daar zegt Petrus dit van. (Hou je
vast, hij gebruikt hele grote woorden).
Om te beginnen zegt hij (vs.1): jullie
zijn uitverkorenen. Mensen die door
God zijn uitgekozen om een plek te hebben in zijn plan met de wereld. En dit is
waartoe hij jullie heeft voorbestemd: 'om geheiligd door de Geest, gehoorzaam
te zijn aan Jezus Christus en met zijn bloed besprenkeld te worden.' Met andere
woorden: vanaf het moment dat de Geest van God in jullie leven ging werken,
heeft hij jullie geheiligd, dat wil zeggen apart gezegd voor een goddelijk
doel. En dat doel is, dat jullie gehoorzaam zouden worden aan Jezus, in het
leven van elke dag. Én dat jullie door het bloed dat hij aan het kruis vergoot
zouden worden opgenomen in het nieuwe volk van God, waarmee God een verbond
heeft gesloten. En ál die elementen - uitverkoren zijn, leven door de Geest,
gehoorzaamheid aan Jezus, deel uitmaken van het volk van God - al die elementen
bepalen nu wie je bent. Meer dan familie, woonplaats of werk.
Maar hoe is het zover gekomen? Wanneer
is die nieuwe identiteit begonnen? Nou, zegt Petrus in vers 3: dat gebeurde
toen jullie opnieuw geboren werden. Toen er echt een nieuw begin kwam in jullie
leven. En wanneer gebeurde dat? Op het moment dat jullie gedoopt werden en
Jezus als Heer gingen belijden. Want dát was het moment waarop de opstanding
van Jezus (Petrus noemt dat heel nadrukkelijk in vers 3) zijn werk ging doen in
jullie leven. 'Hij heeft ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van
Jezus Christus uit de dood', schrijft Petrus en voor vroege christenen was dat
een aanduiding voor de doop.
Dus al ze jullie vragen 'wie ben je'
kun je zeggen: ik ben opnieuw geboren door de opstanding van Jezus en dat werd
met Pasen zichtbaar en hoorbaar rond de doop en de belijdenis. Ik ben een
Paaskind en dat is nog mooier dan een zondagskind. Een Paaskind. Dat mag je
zijn.
*De opstanding van Jezus die we vandaag
vieren is dus identeitsbepalend. Niet alleen Jézus is opgestaan, lang geleden
ver weg, nee wie in hem gelooft staat mét hem op in een nieuw leven. En geloven
is niet anders dan groeien in die nieuwe identiteit, steeds meer worden wie je
bent. Een mens van Pasen. Maar wat is dat dan voor een leven? Wat zijn er de
kenmerken van?
Daar noemt Petrus ten minste drie
voorbeelden van en daar wil ik graag wat over zeggen.
*Het eerste kenmerk van de
'paasidentiteit' is: hoop. In vers 3
lezen we: 'Hij heeft ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van
Jezus Christus uit de dood, waardoor wij
leven in hoop.'
Pasen: feest van hoop! lazen we op de
billboards die de Protestantse Kerk van Amsterdam in de stad had laten
plaatsen. En zo is het. Als er één kenmerk is van het nieuwe leven uit de
opstanding dan is het wel hoop! Maar waar hopen we dan op?
Petrus vult in vers 4 en 5 de hoop in
met deze woorden: 'Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd, in de
hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt.' Ah, denkt iemand
nu misschien: de hoop is dat je naar de hemel gaat als je sterft. Wij geloven
om in de hemel te komen.
Het zal je misschien verbazen, maar het
antwoord is: nee. Of in elk geval: grotendééls nee. Als Petrus het namelijk
over die erfenis in de hemel heeft bedoelt hij iets veel groters dan ik net
zei. Wat hij bedoelt is dit: met de opstanding van Jezus uit de dood heeft God
een nieuw begin gemaakt met zijn hele schepping. Toen Jezus opstond uit de dood
werd er een hele nieuwe wereld geboren, een herschapen, de wereld die God uiteindelijk
zal laten aanbreken. Maar die nieuwe wereld is nog jong en pril en moet net als
een baby gekoesterd en gevoed worden. Daarom bewaart God die wereld in de
hemel, als een erfenis die later vrijkomt. En christelijke hoop houdt dus in
dat je weet dat die wereld er is en dat je uitziet naar dat prachtige dat komen
gaat, terwijl je daar tegelijkertijd je leven nu al door laat kleuren.
Kijk, wat we zien in de wereld is vaak
lelijk en gebroken, aangetast door het kwaad. Als je niet beter wist zou je
cynisch of wanhopig worden. Maar als je weet van die erfenis, van die nieuwe
wereld die al geboren is, dan heb je hoop. Voor je eigen leven, maar ook voor
de hele wereld. Een hoop niet tegen beter weten in, maar vanuit beter weten.
*Dat is dus het eerste: een Paasleven
is een leven in hoop. Maar in alle eerlijkheid moeten we zeggen: het is ook een
leven van moeite en strijd. Petrus
stipt dit even aan in vers 6, waar hij spreekt over allerlei beproevingen die
zijn lezers moeten ondergaan. Wat bedoelt hij daarmee?
Vanuit het geheel van zijn brief wordt
duidelijk dat het hier om lijden en verdrukking gaat vanwege het geloof. We
moeten dan dus denken aan het onbegrip en de weerstand die je als christen ondervindt
in een samenleving met heel andere overtuigingen en waarden. In de tweede helft
van de 1e eeuw na Christus begonnen hier en daar al christenvervolgingen en in
elk geval werden christenen als vreemdelingen gezien, met alle gevolgen van
dien. Ervaringen die je ook vandaag als christen kunt opdoen.
Maar wat zo bijzonder is: Petrus
gebruikt voor die moeiten het woord 'beproevingen'. En met dat woord bedoelt
hij: tests waar je uiteindelijk sterker van wordt in het geloof. Hij vergelijkt
die beproevingen met het vuur waarmee edelmetaal wordt gezuiverd van vuil en
waardeloos materiaal. Dat vuur is nodig het echte goud over te houden. Zo zijn
ook in het geloof beproevingen nodig om de echtheid van het geloof aan het
licht te brengen en te groeien in geloof. Dus ja, paasleven is ook een leven
van strijd en moeite, maar God gebruikt dat om je te laten groeien.
Nou, voor jullie 7 is dat in elk geval
een herkenbaar thema. We hebben het vaak over die strijd gehad en er hebben
behoorlijk wat tranen gevloeid tijdens onze gesprekken. Maar telkens hadden we
de ervaring dat het inderdaad waar is: beproevingen helpen voor de echtheid van
het geloof. En dat wil ik dan tegen iedereen hier vanmorgen zeggen: verwacht
niet dat geloven alleen maar fijn en leuk is. Er gaan ook beproevingen mee
gepaard, zeker als je nog maar net gelooft of in de buurt van het geloof komt. Maar
deze 7 hier voorin de kerk kunnen ervan getuigen dat beproevingen echt tot
groei kunnen leiden. Ik vond het heel bemoedigend om daar getuige van te zijn!
*Hoop dus, moeite en strijd, maar dan
is er ook nog een derde kenmerk en dat is: blijdschap.
In vers 6 spoort Petrus daartoe aan, als hij het over de erfenis in de hemel
heeft. 'Verheug u hierover', zegt hij dan. Maar in vers 8 zegt hij: jullie
hébben die vreugde. 'U hebt Christus lief zonder hem ooit gezien te hebben; en
zonder hem nu te zien gelooft u in hem en ervaart u een onuitsprekelijke,
hemelse vreugde.'
Ja, uiteindelijk is dat toch wel het
meest sprekende kenmerk van 'paasmensen': dat ze een blijdschap in hun hart
meedragen die haar oorsprong niet in de wereld maar in de hemel vindt. Het pure
feit dat je verbonden bent met Jezus de opgestane, die nu in hemel waakt over
de erfenis die komen zal, geeft een blijdschap waar zelfs de grootste moeite
niet tegen is opgewassen.
C.S.
Lewis is jarenlang overtuigd atheïst geweest. En de kern van zijn overtuiging
zat bij de gedachte, dat het christelijk geloof zoveel tegenstrijdigheden bevat
dat een weldenkend mens er gewoon niet in mee kan gaan. Dat was zijn eer te na.
Lange tijd was hij dan ook trots op zijn consistente manier van denken. Alleen
stuitte hij wel op één probleem: als er niets meer bestaat dan de wereld zoals
we die waarnemen wordt het heel moeilijk om echte vreugde in het leven te
vinden. Hoe hij ook zocht naar levensvervullende vreugde, hij vond hem niet. De
wereld van atomen was ten diepste zinloos en vreugdeloos. Maar trots vond
Lewis, dat dat het offer moest zijn voor zijn consequente denken.
Maar
onderweg gebeurde er iets verrassends. Hij had ontmoetingen met mensen en met
boeken die wél getuigden van vreugde. Een vreugde die hij niet snapte of niet
wilde, maar die hem niet losliet. En op een dag kocht hij bij een
boekenstalletje een boek, dat een doorbraak zou betekenen. Het was een door een
christen geschreven sprookjesverhaal en dat verhaal opende een deur naar de
onuitsprekelijke vreugde van het geloof. Achteraf schrijft hij: ‘Een jongeman
die rechtzinnig atheïst wil blijven kan als lezer niet voorzichtig genoeg zijn.
Overal liggen valstrikken: open Bijbels, miljoenen verrassingen, subtiele
netten en strategiën van God.’ En uiteindelijk wist hij het zeker: de enige die
echt vreugde kan geven is Jezus Christus. Lewis gaf zich gewonnen en schreef
later zijn autobiografie: Surprised by
joy. Verrast door vreugde!
*Wie
ben je eigenlijk en waarom? Op deze 1e Paasdag mogen we samen met 7 mensen die
rond doop en belijdenis zeggen: we mogen geloven dat we paasmensen zijn. Door
zijn opstanding opnieuw geboren in een leven van hoop, beproeving en vreugde.
Amen