woensdag 22 juli 2009

Column 11: Perspectief voor de kerk en de stad

(De columns in CV/Koers - nu De Nieuwe Koers - verschenen in 2008-2009)

In deze laatste column van mijn hand wil ik iets schrijven over het perspectief van kerk zijn in de stad. Daarbij gaat het me om de vraag, wat we in ons bezig zijn nu eigenlijk mogen hopen en verwachten.

Toen ik in 2003 tijdens een Pastors Weekend in New York kennis maakte met de grootse visie van Tim Keller werd ik meteen gegrepen. Kort gezegd komt zijn visie hier op neer: in een urbaniserende wereld krijgen grote steden steeds meer een sleutelfunctie in de gang van Gods Koninkrijk, christenen en kerken moet zich geroepen weten in de stad te staan en zich niet alleen richten op bekering van individuen maar ook op de transformatie van de cultuur. Een groots perspectief dus, dat mij tot  vandaag inspireert en me bewoog om predikant in de stad te worden. Het is een perspectief dat inmiddels ook nieuwe hoop heeft gegeven aan vele kerken in steden wereldwijd. Een geschenk!

Toch worstel ik er ook wel mee. Hoeveel moois er ook gebeurt in de Jeruzalemkerk en in zoveel andere kerken in Amsterdam: van die cultuurverandering in de stad zie ik nog niet zoveel. Als ik heel nuchter zoek naar een Bijbelse metafoor die het kerkelijk leven van Amsterdam beschrijft dan kom is altijd weer op die van de rest. In de marge van de bruisende stadscultuur is er de rest die de knie niet heeft gebogen voor alle baäls die in Mokum staan opgericht. Het is al heel wat, als die rest niet al te zeer door de stadscultuur wordt beïnvloed en als christenen trouwe discipelen van Jezus Christus blijven. Want dat is óók gebeurd, in de afgelopen jaren en het heeft de kerk in een diepe crisis gebracht.


De kerk als motor van culturele transformatie of de kerk als heilige rest. Het maakt nogal  uit vanuit welk perspectief je werkt. Toch geloof ik niet dat een keuze echt nodig is. Beide perspectieven zijn nodig en inspirerend voor missionair kerkzijn in de stad. Het enige wat we bij die perspectieven niet moeten doen is tellen en rekenen. We weten niet hoe groot de invloed op de cultuur is, maar  mogen eenvoudigweg zoutend zout zijn. We weten niet of we ooit nog meer worden dan een kleine rest, maar we leven maar trouw met wat ons vanuit het Evangelie is toevertrouwd. Het Evangelie biedt perspectief voor de kerk in een urbaniserende wereld. We gaan dat niet  narekenen, maar tellen onze zegeningen.

maandag 22 juni 2009

Column 10: Standvastig meebewegen

(De columns in CV/Koers - nu De Nieuwe Koers - verschenen in 2008-2009)

De twee woorden waaruit de kop van dit stukje bestaat lijken moeilijk met elkaar te verbinden. Toch ervaren we in de Jeruzalemkerk vaak dat dit op één of andere manier toch zal moeten. Zeker als het om ethiek gaat. Als gemeente wil je dan graag standvastig zijn. Maar standvastigheid kan in de stad nooit onbeweeglijkheid betekenen, want dan verliezen we de aansluiting. Het zal dus moeten gaan om standvastig meebewegen. Maar wat betekent dat?

Ik geef een voorbeeld. Als Jeruzalemkerkgemeente weten we ons geroepen om te gaan en te staan voor de Bijbelse waarde van het huwelijk. Juist in Amsterdam, de stad van de vrijheid,  kun je als kerk niet om die roeping heen. Waar om ons heen de seksuele vrijheid wordt beleden en gevierd (met alle zoete en wrange vruchten van dien) valt ons oog telkens op de centrale boodschap van liefde en trouw van het Evangelie. En de eerste reflex is dan vaak dat we allerlei uitingen en levensvormen als onaanvaardbaar typeren  en ons daar voor afschermen. Een logische reactie. Maar de realiteit is wel, dat steeds meer mensen die op onze weg komen – zoekers, maar ook gemeenteleden-  op één of andere manier door de cultuur van deze stad gevormd zijn. In relationeel opzicht is het soms een behoorlijke puinhoop in hun leven en tegen de achtergrond van onzekerheid kiezen steeds meer stellen ervoor eerst maar eens samen te wonen.

In die realiteit merken we dat we niet standvastig kunnen zijn zonder in zekere zin ook mee te bewegen. Zo hebben  we een eerder genomen kerkenraadsbesluit over samenwonen opnieuw overwogen en naar meer ruimte gezocht. Niet om de Bijbelse normen en waarden te relativeren, maar juist om ze ter sprake te kunnen blijven brengen. Dit laatste lukt echter alleen, als we mensen niet bij de poort met een massief standpunt confronteren maar ze tijd te geven om in onze gemeenschap te ontdekken wat op dit punt discipelschap inhoudt.  Uiteraard is dat spannend voor alle betrokkenen, maar iets anders zit er echt niet op. En na een paar jaar werken in deze stad kan ik wel een paar voorbeelden noemen van mooie vruchten op dit beleid.


Nooit eerder was ik zo overtuigd van de diepe betekenis van het Evangelie voor het leven van mensen vandaag. En nooit eerder was ik zo overtuigd van de noodzaak dit Evangelie speelruimte te laten in levens van mensen. Dat vraagt standvastig meebewegen en dat lijkt te kunnen.

vrijdag 22 mei 2009

Column 9: Vragen aan het ambt

(De columns in CV/Koers - nu De Nieuwe Koers - verschenen in 2009-2009)

Missionair gemeentezijn in Amsterdam is een dynamisch gebeuren. Dynamisch vanwege de dynamiek van de stad, maar ook (en vooral) vanwege de dynamiek van de Geest van God. Mensen komen in beweging en dat raakt eigenlijk alles in de gemeente, zoals bijvoorbeeld de ambtsvisie en het leiderschap.

In centrum Westerwijk lopen we bijvoorbeeld tegen het volgende aan. Vanuit de bezoekersgroep van het project ‘Thuiskomen’  begint voorzichtig een nieuwe multiculturele geloofsgemeenschap te ontstaan. Dat stimuleren we ook. Op het moment dat dat gebeurt komen al heel gauw de verzoeken op gang die bij een gemeente horen: verzoeken om de doop, om belijdenis, om de viering van het avondmaal. Dat is een prachtige beweging natuurlijk. Alleen blijkt onze kerkorde niet helemaal op die dynamiek te zijn ingericht. Onze missionaire werker, die in de ogen van zijn gemeenteleden natuurlijk gewoon hun pastor is, is kerkordelijk niet bevoegd om deze handelingen te verrichten. En vooralsnog is er ook geen ruimte om daar dispensatie voor te vragen. Een predikant invliegen is dus de enige optie. Dat kan ook wel, maar één nadeel heeft het wel: sommige gemeenteleden zouden dit wel eens niet kunnen snappen. Nico is toch gewoon hun pastor, die ook met ze bidt en de Bijbel voor ze uitlegt?

In de Jeruzalemkerk is het vooral de vraag naar het ambt zélf die op tafel is gekomen. Past de klassieke ambtstructuur nog wel helemaal bij wat nodig is voor missionair gemeentezijn? Om tegemoet te komen aan de hierboven beschreven dynamiek is in de afgelopen jaar een ministry-structuur ontstaan, waarbij op allerlei werkvelden van het gemeentezijn door even zoveel commissies heel veel werk wordt verzet. Het boeiende daarbij is, dat de commissies onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad vallen, maar al gaande de weg wel steeds meer eigen verantwoordelijkheid krijgen.  En soms vraag je je af: wat is nu eigenlijk nog het wezenlijke verschil tussen de kerkenraad en de ministries? Wat maakt een ambtsdrager anders dan een lid van de commissie eredienst? Al deze vragen hebben we niet gezocht, maar ze kwamen vanzelf op onze tafel terecht.


Nog niet zo lang geleden ontdekte ik, dat in het boek Handelingen vormen en structuren van gemeentezijn eigenlijk altijd een antwoord zijn op de dynamiek van de Heilige Geest. Van statische ambten lijkt al helemaal geen sprake, wel van een veelheid aan diensten  en bedieningen. Diezelfde Geest wil ook vandaag voorop gaan, met de bedoeling onze diensten zich daarnaar voegen. Hoe spannend dat is ervaren wij hier dagelijks.

woensdag 22 april 2009

Column 8: Netwerken

(De columns in CV/Koers - nu de Nieuwe Koers- verschenen in 2008-2009)

Ik ben in een paar jaar tijd een echte netwerker geworden. Dat heeft natuurlijk te maken met wie ik zelf ben, maar toch vooral met de context van de stad. Want het (samen) leven in de stad gebeurt meer en meer netwerksgewijs. Instituten en begrensde gemeenschappen hebben nog best hun betekenis, maar het gebéurt toch vooral in het netwerk. Uiteraard heeft dat allerlei gevolgen voor het kerkelijke leven en de missionaire presentie van onze gemeente.

Om met dat eerste te beginnen: de Jeruzalemkerk wordt steeds meer een knooppunt in een breder netwerk dan een door strak omschreven lidmaatschap gekenmerkte gemeente. Concreet betekent dit, dat de identiteit van de gemeente minder bepaald wordt door de grenzen (wie zijn er buiten en wie zijn er binnen?) dan door de kern (wat is de bron waaruit wij putten?). De gemeente bestaat dus steeds meer uit nogal verschillende mensen, die zich verbonden weten met waar het in de gemeente om gaat (het Evangelie van Jezus Christus!) maar die in de mate van verbondenheid wel verschillen.  En waar we vroeger genoeg hadden aan de twee kerkordelijke categorieën ‘dooplid’ en ‘belijden lid’  gebruiken we nu categorieën als belijdend, betrokken en belangstellend. Zeker als het om die laatste categorie gaat is duidelijk, dat het om een open, netwerkachtige verbinding gaat.

Het interessante van die ontwikkeling is, dat het onderscheid tussen kerkelijke en niet-kerkelijke mensen hiermee op zijn  minst vager is geworden. Wanneer iemand binnen of buiten is blijkt pas na een tijdje achteraf. Maar ondertussen ben je als kerkelijke gemeenschap gewoon met elkaar op weg. Met mensen die al jaar jarenlang betrokken zijn, met christenen uit andere kerken,  met regelmatige bezoekers van een kerkdienst waarvan je niet weet of ze (ergens) lid zijn, met  Alpha-Cursisten maar ook met  kunstenaars en buurtbewoners die nooit in de kerk komen maar toch op een of andere manier betrokken zijn. En zeker als predikant beweeg ik me daar dagelijks in rond, zonder me nog zo bewust te zijn van allerlei (voormalige) grenzen.


Waar dat allemaal toe leidt is natuurlijk wel de vraag, maar ik maak me er maar geen zorgen om. Het Evangelie is altijd in staat gebleken in te gaan in nieuwe culturen en de netwerk-cultuur maakt daarop geen uitzondering. Integendeel zou ik tot nu toe zeggen, want ik ontdek steeds meer hoezeer bijvoorbeeld ook Paulus een echte netwerker was. En saai wordt mijn werk en leven op deze manier natuurlijk nooit!

zondag 22 maart 2009

Column 7: Zoekerscursus

(De columns in CV/Koers - nu De Nieuwe Koers - verschenen in 2008-2009)

Een jaar geleden hadden we grote twijfels over de Alpha-Cursus in Amsterdam. En wij niet alleen, ook in onze partnergemeenten van Amsterdam in Beweging voor Jezus Christus leefden die twijfels. Het leek er op, dat het concept van de Alpha-Cursus in Amsterdam niet aansloeg of zijn beste tijd gehad had. Verschillende malen hadden wij de cursus aangeboden, maar het aantal aanmeldingen bleef ver onder de maat van wat je een groep mag noemen.

We besloten dus, om het een tijdje los te laten en ons te gaan bezinnen op nieuwe vormen en wegen. Maar zoals zo vaak in het Koninkrijk van God: op het moment dat wíj loslieten bleek God toch aan het werk. Binnen een tijdsbestek van een paar maanden meldden zich zóveel mensen, dat er een wachtlijstje moest worden gemaakt. En inmiddels is er een tweede cursus van start. Een wonderlijke gang van zaken, die ons ook weer een paar belangrijke geestelijke lessen leerde.

Waar kwamen die mensen opeens vandaan? En wie zijn ze? Opvallend is dat verreweg de meesten jong zijn: twintigers, jonge dertigers. Jonge mensen, met soms een vaag rooms-katholieke achtergrond, maar in veel gevallen ook zonder enige kerkelijke ervaring. Sommigen werden op het spoor gezet door een partner die gelooft (of die intensief op zoek is naar het geloof), sommigen liepen eenvoudig tegen grenzen in hun denken en leefwijze op. Verreweg de meesten zijn hoogopgeleid en stellen dus diepe en intelligente vragen over van alles. Maar duidelijk is wel: ze worden gedreven door geloofsvragen en niet (zoals bij Alpha toch ook wel vaak het geval is) door een verlangen aandacht voor hun persoonlijke problemen of hun eenzaamheid.  In missionair jargon: deze mensen zijn allereerst gericht op believing, pas daarna op belonging.

Toch merkten de leiders van de groep (ook drie jonge mensen) als gauw dat het klassieke Alpha concept niet zonder meer werkte. De bekende maaltijd aan het begin bleek bijvoorbeeld agendatechnisch niet haalbaar en allerlei elementen van het lesmateriaal van Alpha bleken gewoon niet aan te sluiten bij de doelgroep. Al gaande de weg moest dus worden nagedacht over een nieuwe vorm en aanpassing van de inhoud.  Ook hier blijkt de context van Amsterdam medepalend te zijn voor vorm en inhoud van het missionaire werk.


Ondertussen verwonderen we ons over de mooie dingen die God in en aan deze mensen geeft. Duizend en één vragen hebben ze, die je soms in verlegenheid brengen. Maar in de ruimte die geboden wordt om die vragen allemaal te stellen blijkt de Bijbel zeggingskracht te hebben. Wat een voorrecht om daar in mee te werken!

zondag 1 februari 2009

Column 6: Kansen voor klassieke liturgie

(De columns in CV/Koers - nu De Nieuwe Koers -verschenen in 2008-2009)

In de Jeruzalemkerk geloven we, dat onze kerkdiensten het belangrijkste portaal vormen om binnen te komen in de gemeente. Ook de Alpha-Cursus heeft die functie, net als de activiteiten van Juni Kunstmaand, maar we geloven echt dat het toch vooral de kerkdiensten zijn die mensen een laagdrempelige mogelijkheid bieden kennis te maken met de gemeente en het geloof. En dit geldt voor zowel kerkelijke als niet-kerkelijke mensen.

Wanneer je dit gelooft, moet je echter wel goed nadenken over de vorm en de inhoud van je diensten en dat doen wij dan ook voortdurend. Daarbij was het voor ons bijzonder om te ontdekken, dat een dienst met een klassiek-gereformeerde basis inclusief een aantal klassieke elementen als orgel, toga en ambtsdragers in pak in Amsterdam heel wervend kan zijn. Dit was dáárom zo verrassend, omdat veel andere gemeenten juiste geloven dat alleen diensten die geheel op een nieuwe leest geschoeid worden laagdrempelig kunnen zijn.
Nu is het natuurlijk wel zo, dat niet alles bij het oude is gebleven in onze diensten. De belangrijkste vernieuwing is wel, dat we inmiddels bijna iedere zondagmorgen naast orgelbegeleiding ook begeleiding van onze bands (we hebben er, vanwege een overvloed aan talent, inmiddels twee) hebben. Al met al zingen ze we zo allerlei liederen naast elkaar: Psalmen (soms ook in de Oude Berijming), Gezangen, Opwekkingsliederen, Psalmen voor Nu en af en toe een eigen compositie.

Naar mijn diepe overtuiging, is de achterliggende visie daarbij van levensbelang. Want waarom zou je dat eigenlijk zo doen? Om de boel op te leuken? Als een compromis, om de boel bij elkaar te houden? Onze visie komt neer op het volgende. We geloven, dat het in het zingen eerst en vooral gaat om het eren en dienen van God. In het Engels heet dat ‘worship’, een woord waar geen goed Nederlands synoniem voor is, maar wat is afgeleid van ‘worth-ship’. Het gaat dus in het zingen om de ‘waard-ering’ van God. En om dat samen en ieder voor zich echt van harte te kunnen doen, zijn verschillende muzikale stijlen en talen nodig, die elkaar aanvullen. Van musicoloog Cees van Setten leerde ik op een cursus het belang van  ‘blending’: het mengen van stijlen en tradities, waarbij de afzonderlijke elementen proefbaar en herkenbaar blijven maar wel een nieuwe eenheid vormen.


We hebben  de indruk dat veel verschillende mensen in deze liturgie de ruimte vinden om aangesproken te worden en zich te uiten. De klassieke liturgie heeft diepgang en breedte en dat biedt kansen, juist vandaag.

donderdag 1 januari 2009

Column 5: Kunst in de kerk en kerk in de kunst

(De columns in CV/Koers verschenen in 2008-2008)


Sinds twee jaar doen we als Jeruzalemkerkgemeente mee met Juni Kunstmaand, een initiatief van stadsdeel De Baarsjes. Met deze kunstmaand wil het stadsdeelbestuur kunstenaars in de wijk een platform bieden om zich te presenteren, maar bovenal is de hoop dat het evenement bijdraagt aan de samenhang in de buurt. Inmiddels hebben we in de gemeente een ‘creatief platform’ gevormd, bestaande uit een groep cultureel geïnteresseerde gemeenteleden die het leuk vinden daar wat in te ondernemen.

Het begon allemaal met een vraag van de coördinator van Juni Kunstmaand. Vlak bij de kerk blijkt namelijk een violiste van naam te wonen –Lisa Ferschtman- en zij had aangeboden om in de kunstmaand iets te doen voor de buurt. We organiseerden dus een concert met en rondom haar en ontdekten tot onze vreugde dat de kerk bijzonder geschikt is voor dit soort kleinschalige concerten. Het jaar daarop besloten we het wat groter aan te pakken:  Liza Ferschtman wilde ook graag weer mee doen, nu samen met haar vader en een viertal andere strijkers. Een topconcert! Daarnaast probeerden we op verschillende momenten iets te organiseren dat we meer in eigen hand hadden. Zo was er een poëzieavond, waar een paar (bekroonde) dichters uit de buurt eigen werk voorlazen, afgewisseld met Psalmen voor Nu. En een kunstenaarscollectief deed in de kerk een theatraal project  ‘Eredienst met astronauten’, waarin op een bijzondere wijze de zoektocht naar het transcendente werd verbeeld. Er waren heel spannende momenten bij, maar we merkten dat het mooi is om als kerk een podium te bieden waar geloof en cultuur met elkaar in gesprek raken. In de komende kunstmaand proberen we een en ander nog wat verder uit te bouwen.

Toch kun je de vraag stellen waarom een kerk zich zo met kunst en cultuur zou moeten inlaten.  Toen de wethouder van het stadsdeel mij vroeg wat onze motivatie was om mee te doen, gaf ik vijf redenen. De eerste: wij geloven in de Schepper en goede kunst eert Hem. De tweede:  we willen de schoonheid van ons monumentale kerkgebouw graag delen met de buurt. De derde: er wonen steeds meer mensen uit de creatieve klasse in ons stadsdeel en die hebben we wat te bieden. De vierde: we willen de kerk graag haar kruispuntfunctie  van geloof, cultuur en maatschappij teruggeven. En de vijfde: onze deelname maakt onze gemeente zichtbaar en helpt religieuze zoekers ons te vinden.  De wethouder vond het prachtig!


Onze deelname aan Juni Kunstmaand is een volgend voorbeeld van de manier waarop onze missie wordt gevormd door de context. Ik kan daar erg van genieten!