donderdag 29 mei 2014

1 Petrus 5:8-11 Jezus op de troon, maar de duivel is er ook nog

Orde van dienst
Welkom en mededelingen

Voorbereiding
Intochtslied: Psalm 99: 1 en 2 (orgel)

Stil gebed

Bemoediging en groet

Zingen: Psalm 99: 3, 4 en 8

Geloofsbelijdenis

Gezang 231: 1 en 2

Gebed om vergeving en vernieuwing

-Bijbellezing:  -Lucas 24: 45-53
                -1 Petrus 5: 8-11

-Gezang 228 Ten hemel opgevaren is

-Tekst voor de verkondiging: 1 Petrus 5: 8-11
-Verkondiging, met als thema: Jezus op de troon, maar de duivel is er ook nog

Ons antwoord
Zingen: Psalm 91: 1, 5 en 6 (orgel)

Gebed

Inzameling van de gaven
Zingen: ELB 245 Glorie aan God  (orgel)

Zegen



Gemeente van Christus, gasten in ons midden,

Het feest van de hemelvaart van Christus stelt ons in alle hevigheid voor de vraag wie in deze wereld nu eigenlijk de macht heeft. En natuurlijk de vraag wie die macht eigenlijk toekomt, want degene die de macht heeft hoeft niet per sé degene te zijn die er ook récht op heeft.

En éven kunnen we dan - al zingend en feestvierend op de Hemelvaartsdag (we vinden het toch een feest, of niet soms?) de indruk krijgen dat er geen vuiltje aan de lucht is. We zingen opgetogen over God die koning is en over Jezus die aan rechterhand van God zit op de troon. We jubelen dat hij alle macht heeft en dat die macht hem toekomt, in hemel en op aarde. We verheugen ons over de heerlijkheid van de hemel en vergeten voor een moment de werkelijkheid van de aarde. Zo kán het gaan, als het werkelijk feest wordt.

Maar heel lang kan het niet duren voor we ons weer bewust zijn van de vuile en dreigende luchten die zich rondom ons bevinden en boven onze hoofden samenpakken. Dan denken we weer aan alle machthebbers van deze wereld die elkaar op leven en dood bestrijden. We denken aan de machten en krachten die de wereld van vandaag beheersen: het kapitaal, de consumptie,  de machtswellust, de religies. En dat zijn dan nog de machten en krachten die grotendeels zichtbaar zijn, maar welke machten zijn er eigenlijk achter de schermen aan het werk? Welke satanische machten zitten er achter allerlei ontwikkelingen die de mensheid niet vrij maken maar juist steeds afhankelijker en kwetsbaarder. Is er spraken van complotten en samenzweringen met duistere bedoelingen?

Wie heeft de macht in de wereld?Wie komt hem toe?
*Laten beginnen met het zinnetje waar Petrus in het korte stukje dat we lazen bij eindigt. In vers 11 schrijft hij: 'Hem komt de macht toe, voor eeuwig. Amen.'

'Hem komt de macht toe, voor eeuwig.' Dat lijkt me een geloofsbelijdenis. En dat is het ook. Midden in een wereld die op alle fronten van het tegendeel getuigt belijdt Petrus, met de christenen van zijn tijd: 'Hem komt alle macht toe, voor eeuwig.' Maar wie bedoelt hij met 'hem'?

Op deze (zondag na) hemelvaartsdag zijn we misschien geneigd om meteen aan Jezus te denken, maar dan gaan we toch te snel. Petrus heeft het namelijk in het voorgaande vers over Gód. God die u sterk en krachtig zal maken, zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen.' Van díe God zegt hij: 'Hem komt de macht toe, voor eeuwig.' Maar dan haal ik toch even 4:11 bij, waar Petrus óók schrijft 'hem komt alle eer toe', maar daar heeft hij het wél over Christus. 'Want zo doet u alles tot eer van God', schrijft hij, 'dank zij Jezus Christus, aan wie alle eer en macht toe komt. Amen.'

Voor Petrus zit er dus geen tegenstelling tussen de Vader en de Zoon en ook geen rangorde. God heeft de macht, Jezus Christus heeft de macht, daar zit verder niets tussen. Maar voor sommigen van ons is dat wel een belangrijke correctie, de ene of de andere kant op. Sommigen zijn zo verlegen met Christus die alle macht heeft dat ze zich beperken tot het spreken over God. En anderen zijn zo wég van Jezus dat ze denken dat het alleen om hem draait. Petrus brengt in zijn brief een mooi machtsevenwicht aan: God heeft de macht, Jezus heeft de macht. Dat geloven wij.

*Maar is daarmee alles gezegd? Nee, bepaald niet. Want in de verzen hiervoor spreekt Petrus nog een keer het diepe besef uit dat zijn lezers dagelijks te maken hebben met machten en krachten die hen naar het leven staan. Om te beginnen zijn dan menselijke machten, concreet: de krachten in het Romeinse Rijk die zich verzetten tegen dat vreemde geloof van die christenen. Dat vreemde geloof dat ook als gevaarlijk werd gezien, omdat ze geloofden in Jezus die ze als zoon van God beschouwden en kurios, Heer, noemden. Nota bene dezelfde kwalificaties die ook aan keizer van Rome werden toegeschreven, zodat Jezus dus een regelrechte aantasting was van de macht van Rome. De romeinse overheden en burgers beschouwden het christelijk geloof dus bepaald niet als een spiritualiteit voor achter de voordeur, maar als een beweging die de machtsaanspraken van Rome op de proef stelden. Dat dat verzét en beperkende maatregelen opriep was dan ook niet zo vreemd. De belijdenis van de macht van Jezus had vergaande politieke consequenties.

Maar intussen betekende dat voor de lezers van Petrus wel dat ze lijden te verduren kregen. Hun geloof in de hemelse macht verhinderde niet dat zij op aarde lijden moesten ondergaan. En Petrus zegt met zoveel woorden: verbaas je daar niet over, maar laat het deel zijn van je geloof. God komt de macht tóe, maar anderen leggen zich daar niet zomaar bij neer.

De vraag is natuurlijk of wij deze botsing tussen de hemelse en aardse machten ook nog ervaren. Duidelijk is in elk geval wel: hoe serieuzer we het nemen dat God, dat Christus alle macht toe komt, hoe vaker het zal schuren en botsen met machtsaanspraken vandaag. Schrikken we daar voor terug? Stellen we er een eer in? Dat is de vraag.
*De hemelse machtsaanspraken botsen dus flink met allerlei van de menselijke. Maar ik Petrus zo begrijp ligt daar wat hem betreft niet het heetst van de strijd. Dat ligt namelijk in de strijd tegen niemand minder dan de duivel.

Petrus schrijft er dit van: 'Uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi.' Opmerkelijk detail: het is voor het eerst dat Petrus het woord vijand gebruikt in zijn brief. Nooit noemt hij de keizer zo, net zo min als de machten en krachten waar de gemeente aan te lijden heeft. Petrus demoniseert de tegenstanders van de kerk niet. Maar déze tegenstander ís demonisch: de duivel, de diabolos, de satan.

Petrus gebruikt een nogal plastisch beeld voor de duivel: hij is als een brullende leeuw, op zoek naar prooi. Een heftig beeld: de duivel heeft geen horentjes en bokkepootjes, maar manen en verschrikkelijke kaken en natuurlijk een snelheid waar bijna niet aan de ontkomen is. (Om even een gevoel te krijgen bij dit beeld heb ik er filmpje van opgezocht dat ik nu wil laten zien.)

De duivel als een verscheurende leeuw. Zo serieus neemt Petrus de duivel. Namen de vroege christenen hem. Ze hielden er terdege rekening mee dat er niet alleen hemelse maar ook helse machten actief waren in hun leven en onderschatten de laatste niet. Wáár ze de duivel precies aan het werk zagen wordt in de brief van Petrus trouwens niet zo duidelijk, helaas. Sowieso kent het NT geen uitgewerkte leer van duivels en demonen, zoals de apocriefe geschriften uit die tijd die wel kennen. Al met al legt Petrus meer nadruk op de in te nemen levens- en geloofshouding tegenover de duivel dan op de duivel zelf. Maar wat is die houding? En wat staat óns te doen?
*Ik moest denken aan wat C.S. Lewis schrijft in de inleiding van zijn boekje Brieven uit de hel (The Screwtape Letters). In dat boekje beschrijft hij in de vorm van een fantasierijke briefwisseling tussen twee duivels welke strategieën er worden gebruikt om mensen uit de handen van Christus te houden of te krijgen. Hij schrijft: 'We kunnen aangaande de duivelen twee vergissingen maken, die echter beide even ernstig zijn. De ene is niet aan ze te geloven. De andere: wel aan ze te geloven, maar een buitensporige en ongezonde belangstelling voor ze te koesteren. Zij zelf mogen beide vergissingen even graag en zij verwelkomen een materialist met dezelfde vreugde als iemand die hen oproept.'

Die woorden hebben denk ik nog weinig aan actualiteit ingeboet. Ook in onze tijd vallen christen vaak uiteen in die twee groepen: die niet meer in de duivel geloven en die er te veel in geloven. Voor Lewis ligt de waarheid, net als bij Petrus, in het midden. Petrus zegt, in alle eenvoud: ‘Wees waakzaam, wees op uw hoede.’ En vervolgens: ‘Stel u tegen hem teweer, gesterkt door uw geloof.’ En dat geloof is: ‘God zal u sterk en krachtig maken, zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen.’ Geen paniek dus en ook geen enorme zoektocht naar wat allemaal duivels zou kunnen zijn. Waakzaam zijn en als je wat ziet: je verweren met de wapens van het geloof. In het boekje van Lewis maken de duivels (op vaak onhandige wijze trouwens) vooral gebruik van de menselijke zwakheden: angst voor de toekomst, ergernis aan medechristenen, gebrek aan concentratie bij het bidden, huwelijksproblemen. Maar de boodschap is vooral: al hun pogingen lopen stuk op het eenvoudige geloof in Christus, die met stille overmacht  de zijnen beschermt en bewaart. ‘God zal u sterk en krachtig maken, zodat u staande zult blijven.’
*Al met al heeft Petrus een vrij nuchtere visie op de machten in de wereld. En het geheim zou wel eens kunnen zitten in vers 10, waar Petrus het volgende schrijft: ‘Maar al moet u nog korte tijd lijden, God, de bron van alle genade, heeft u geroepen om in Christus Jezus deel te krijgen aan zijn eeuwige luister.’ Gelovigen mogen zich geroepen weten, net als Abraham, net als Israël. Geroepen om zijn volk in de wereld te zijn, een volk met een missie, maar ook een volk dat God wil laten delen in zijn luister. En de God die riep is ‘de bron van alle genade’, de bron dus van alle kracht die nodig is om ook werkelijk bij die roeping te blijven, om te volharden in het geloof ook als verdrukking en verzoeking toenemen. Die bron van alle genade heeft God voor ons geopend in Jezus Christus, de opgestane, aan wie nu ook alle macht in de hemel gegeven is.

Tom Wright besluit zijn uitleg van 1 Petrus 5 zo: 'De duivel zal proberen je door vervolgingen en andere aanvallen omver te krijgen. Als dat niet werkt, zal hij proberen je te laten leven in manieren die schadelijk zijn voor je geloof en, uiteindelijk, voor je menszijn. (zie 1:14 en 2:11). ' Hoe onplezierig dat is, Petrus maakt duidelijk dat ook deze beproeving kan helpen om sterker te worden. God zal je sterken en je bevestigen, op een sterk fundament. Deze belofte van het stevige fundament is er een waar we met vreugde aan moeten vastklampen, vooral om hij wordt ondersteund door de belofte van alle macht die aan God is.

Dat is de boodschap van hemelvaart. Een boodschap die we vieren op de hemelvaartsdag en die gaan oefenen op de wezenzondag die er op volgt. Een boodschap die het houdt in wereld vol machten en krachten, omdat God in Christus alle macht toe komt.

Amen

zondag 18 mei 2014

1 Petrus 2: 11-17 en 3:8-18 Goed leven in een vijandige omgeving

In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat religie in onze samenleving in toenemende mate als een vreemd element wordt beschouwd. In een heel reeks politieke debatten en wetsvoorstellen werd wel duidelijk dat een groeiende groep mensen in ons land steeds minder begrip heeft voor principiële keuzes die door gelovige mensen worden gemaakt. Als je goed luistert naar de argumenten hoor je steeds weer diezelfde vooronderstellingen en verwijten: religie is onderdrukkend, brengt de wereldvrede in gevaar en houdt mensen dom. Soms is de toon van het debat ronduit venijnig en vijandig.

Aan de tafel van Pauw en Witteman en op de mediaplatforms die er toe doen is de toon meestal vooral ironisch. Áls er al wordt gevraagd naar de mening van gelovigen klinkt in de vraag vaak al d ondertoon van 'maar we nemen je niet echt serieus'. En als de Volkskrant met Pasen een zaterdagkatern wijdt aan de vraag 'Hoe God in Nederland blijft' gebeurt dat toch vooral met een wat verwonderde toon: Goh, dat religie nog steeds niet is uitgestorven zeg, daar kijken we van op.

Vijandschap of ironie. Ik weet niet wat erger is. Maar hoe dan ook, als gelovigen herkennen we ons steeds meer in de woorden waarmee Petrus in 2:11 zijn lezers aanspreek: 'Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn.' Mensen begrijpen het niet meer, wat je gelooft en hoe je leeft. En wat niet wordt begrepen wordt meestal niet zo bemind en als het tegenzit zelfs gehaat. En de vraag is natuurlijk: hoe moeten we daar als gelovigen nou mee omgaan? Hoe moeten we reageren? Hoe moeten we leven? Op die vraag gaat Petrus uitgebreid in vanmorgen.
*Hoe moeten we als gelovigen leven in een wereld die ons vooral als vreemdelingen beschouwt? Ik moet zeggen dat ik het antwoord van Petrus best wel opmerkelijk vind. Waar hij namelijk mee begint is dit: probeer in elk geval niet koste wat het kost je eigen positie of zelfs je eigen leven te beschermen, hoezeer je daar ook toe geneigd bent. Als je dat doet ben je namelijk vooral bezig om toe te geven aan je eigen verlangens en niet aan die van God. 'Ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in gevaar brengen.', zegt Petrus. Het is, met andere woorden wat Jezus heeft gezegd, in Marcus 8: 'Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest, omwille van mij en het evangelie, zal het behouden. Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet?'

Petrus begint dus, heel nadrukkelijk, met een waarschuwing: geef niet toe aan de neiging om voor zelfbehoud te gaan. Het gaat niet om jou, het gaat om God en zijn koninkrijk. Zo hé, dacht ik toen ik eenmaal snapte wat hij bedoelt, die is wel raak. Want laten we eerlijk zijn: zijn we daar als christenen de afgelopen jaren niet iets te vaak mee bezig geweest? Bijvoorbeeld door op zo'n manier op te komen voor ónze verworven godsdienstige rechten dat het respectloos werd in de richting van mensen met andere overtuigingen. Of door precies het tegenovergestelde te doen: door ons zo aan te passen en mee te bewegen dat we wel ons hachje redden maar in onze levenskeuzes nauwelijks meer verschilden van de rest van de cultuur. Beseffen we hoe we op allerlei manier als gelovigen in deze tijd bewust of onbewust op zelfbehoud uit kunnen zijn? En beseffen we ook dat dat wel veilig líjkt, maar als het er op aan komt onze ziel in gevaar brengt?
*Goed, toegeven aan verlangen naar lijfsbehoud is het dus niet. Maar wat dan wel? Het antwoord van Petrus is: 'Leid te midden van de ongelovigen een goed leven.' Een goed leven. Tja, maar wat is dan een goed leven? Een goed leven is niet anders dan een leven volgens Gods bedoelingen. Leven volgens de nieuwe identiteit die je als christen door de opstanding van Christus hebt gekregen. God dienen, je naast liefhebben, goed doen. Christus erkennen als Heer, zoals in 3:15 staat, en hem eren met heel je hart.

Ok, dat is de basis. Maar nu wat concreter: wat betekent 'een goed leven leiden te midden van de ongelovigen.'? Petrus noemt ten minste drie dingen.
*Het eerste wat Petrus noemt is: leef zó, dat je mag hopen dat degenen die je nu voor misdadigers uitmaken, door je goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag dat hij komt rechtspreken. Wees je er dus van bewust dat goede daden veel meer dan mooie woorden een middel kunnen zijn om mensen iets te laten zien van wat God in Jezus heeft gegeven. Pas op: het gaat er niet om dat mensen denken 'o die christenen vallen toch wel mee'. Nee, het gaat er om dat ze iets van het Evangelie zien en op andere gedachten komen.

Door goede daden mensen op andere gedachten over Jezus en God brengen. Het viel mij op, dat dit voor Petrus een heel aangelegen punt is, iets waar hij echt in gelooft en veel over zegt. In vers 12 spreekt hij dus de hoop uit dat mensen tot inzicht komen en God zelfs gaan prijzen. In 3:15 en 16 is hij iets bescheidener, als hij zegt dat we door een houding van zachtmoedigheid en respect, waarbij we wel trouw zijn aan ons geweten, degenen die zich honend over onze christelijke levenswandel uitlaten, zich laten schamen over hun laster.

Bijzonder hé, hoe bescheiden Petrus eigenlijk is. Ga jezelf niet verdedigen, zegt hij, maar wees wel bereid tot verantwoording. Wek niet de indruk dat je beter bent dan een ander door met het vingertje te wijzen, maar laat het maar zien wat het goede leven is, in alle eenvoud. En vertrouw er op, dat God juist dát kan gebruiken om anderen te beschamen of zelfs te overtuigen.

Wat denk je: zou dit helpen om op je werk, in je buurt, in je familie getuigen van Jezus Christus te zijn? Mij helpt het zeker. Het doet mij denken aan die bekende quote van Franciscus van Assisi: Verkondig het Evangelie, desnoods met woorden.'
*De volgende concrete aanwijzing die Petrus geeft luidt als volgt: 'Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd.' Dat is toch ook wel een opmerkelijke opmerking, of niet soms?

Laten we om te beginnen even goed beseffen hoe spannend deze uitspraak. Om te beginnen de keizer van Rome. Die keizer was natuurlijk veel meer dan een bestuurder, want hij dichtte zichzelf goddelijke eigenschappen toe. De keizer werd 'kurios' genoemd, allerhoogste Heer. Met als gevolg dat de vroegste christenen die titel voor de opgestane Jezus gingen gebruiken: Jezus Kurios, Jezus de Heer. Jezus en de keizer. Die twee gingen niet samen. En dan toch zegt Petrus hier: erkén de keizer. Dat is echt wel van een andere orde dan 'heb respect voor premier Rutte'. En hetzelfde zegt hij als het gaat om bestuurders die namens de keizer opereren op locaal niveau. Stadhouders zoals Pontius Pilatus, die Jezus geen eerlijke rechtsgang durfde geven. Van die mensen zegt Petrus: erken ze, omwille van de Heer. Hoe kan dat?

Ik denk Petrus minstens twee redenen heeft. De eerste is een praktische en speelde bij alle vroege christenen: Petrus wil niet dat christenen bekend staan als oproerkraaiers of als revolutionairen. Dat werd christenen vaak verweten, maar christenen waren er niet op uit om de gevestigde orde omver te werpen. Waarom niet? Omdat ze geloofden dat Jezus wérkelijk Heer was en het daarom niet van het allergrootste belang was wíe er regeerde. Omdat ze geloofden dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is.

Ik vind het eerlijk gezegd een beetje lastig om te bedenken wat wij hier nu mee kunnen. Het zal toch niet betekenen dat we geen kritiek mogen hebben op een regering. Als dat in WOII was gebeurd hadden de nazi's er nu misschien nog gezeten en we kunnen toch moeilijk geloven dat dát Gods bedoeling was. Of neem de Europese Unie: daar is ook nog wel het een en ander op aan te merken. Mag dat dan niet? Laten we het hier op houden: Petrus wil ons leren dat God niet afhankelijk is van een goede regering om toch zijn goede werk in de wereld te doen.  En hij wil ons leren dat het het allerbelangrijkste is om, onder welke regering ook, respect te blijven hebben voor de gezagsdragers en zelf het goede te zoeken.


*Ik ga naar het derde punt en dat hangt heel nauw samen met het vorige. Dat derde punt luidt: Wees bereid om te lijden omwille van de gerechtigheid. In 3:13 spreekt Petrus de verwachting uit, dat als we ons volledig inzetten voor het goede, niemand ons kwaad zal willen doen. Maar zelfs als dat dan toch gebeurt, zegt hij, zijn we toch gelukkig te prijzen. En dus moeten we niet bang zijn voor mensen en ons niet in verwarring laten brengen.

Petrus stipt dit punt hier alleen even aan, maar op andere plekken in zijn brief gaat hij er nog veel dieper op in. Waarom doet hij dat? Omdat lijden omwille van het geloof in Christus wat hem betreft de ultieme vorm van een goed leven is. 'Ook Christus immers heeft', zo schrijft hij in vers 18, 'terwijl hijzelf rechtvaardig was, geleden voor de zonden van onrechtvaardigen.' Dus als het je gebeurt dat je onrecht wordt aangedaan omdat je christen bent, verwacht dat niet alle heil van verzet of genoegdoening, maar besef dat je daarmee heel dicht bij Jezus zelf bent. Het is dus ook de ultieme toepassing van het punt waar hij mee begon, de waarschuwing om niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens.

Misschien is dit punt wel het allermoeilijkst voor ons zoals we hier zitten. Christenen in het Westen weten nauwelijks meer wat lijden omwille van het geloof is en hebben er zeker geen waardering voor. Hoe anders is dat bij heel veel gelovigen in andere landen. Mensen in Noord-Korea, in Somalië en Syrië, om de top 3 van de ranglijst christenvervolging maar even te noemen. Zij weten hoe gezegend je kunt zijn als je lijdt om Christus' wil. Zou dat ons ook niet bereid moeten maken om tegenstand te verdragen en onrecht te ondergaan?
*Ik ga afronden. Petrus geeft ons heel wat denkwerk me als het gaat om de vraag hoe wij goed kunnen leven in een vreemde of zelfs vijandige omgeving. En veel van wat hij schrijft is voor ons echt verrassend anders dan wij het vaak beleven, roept misschien zelfs weerzin en verzet op.

Laten we proberen goed na denken over zijn woorden, voor ons zelf en voor ons als gemeenschap. En laat die woorden bovenal helpen om tot overgave en vertrouwen te komen. Dat we in het geloof niet uit zijn op comfort, op het veilig stellen van ons eigen leven, maar ook het volgen van Jezus, het dienen van God en goed doen in zijn naam. Wie weet zal het mensen de ogen openen voor het Evangelie, dat zou mooi zijn. Maar ook als dat niet zo is: prijs je dan gelukkig omdat je Jezus mag kennen, in de kracht van zijn opstanding. Dat geeft je de kracht om het vol te houden, ook als steeds meer mensen je als vreemdeling beschouwen. Want wie vreemdeling is om Jezus' wil mag zichzelf gelukkig prijzen.


Amen

woensdag 14 mei 2014

Orthodox en vernieuwend

Bijdrage aan het EO-symposium ‘Kerk in verval .. of in verandering?’.

Het gehele symposium, inclusief deze bijdrage, is te bekijken op:


De Jeruzalemkerk in Amsterdam-West kent een bewogen geschiedenis van verandering, verval en wederopstanding. In de snel veranderende cultuur van de stad en de buurt moest ze zichzelf steeds opnieuw uitvinden, regelmatig balancerend op het randje van de afgrond. Anno 2014 is de Jeruzalemkerk een jonge, vitale maar ook kwetsbare gemeenschap in een dynamische buurt van de stad. Een gemeente die onderweg zaken en mensen verloren is, maar ook telkens weer nieuwe mensen weet te verbinden, de laatste tijd in toenemende mate ook nieuwe gelovigen.

Wat houdt onze gemeenschap staande en gaande op dit moment? Feit is dat we steeds minder kunnen terugvallen op geijkte en vertrouwde kaders. Of het nu gaat om liturgische vormgeving, om de definitie van lidmaatschap en zelfs als het gaat om de leer: op niets van dit alles kunnen we nog vanzelfsprekend terugvallen. Telkens moeten we zoeken naar manieren waardoor mensen zich kunnen verbinden aan Christus en de gemeenschap van zijn leerlingen. Dat dit spannend is en voor sommige mensen bijna ondraaglijke onzekerheid met zich meebrengt hoef ik neem ik aan niet uit te leggen.

Toch zitten we de afgelopen jaren doorgaans niet in de verliesmodus, integendeel. Met vreugde en hernieuwde energie zijn we gaan ontdekken dat al die op het eerste gezicht onzekere factoren ook veel ruimte bieden voor herontdekking van het evangelie en voor de ontmoeting met zoekers die vinders worden. We zijn een soort laboratorium voor de kerk van de toekomst geworden, om een uitdrukking van Stefan Paas te gebruiken.

Het wegvallen van afgebakende buitengrenzen van de gemeente stimuleerde ons om te ontdekken wat ons samenbindt vanuit de kern. Jaren geleden vond ik daarvoor bij Hirsch en Frost, in hun boek The Shaping of Things to Come, een metafoor die prominent in ons beleidsplan terecht is gekomen. In Australië hebben veeboeren vaak enorme kuddes die ze weiden op enorme vlakten. Daarbij is het ondenkbaar de kudde bij elkaar te houden door een hek. Wat ze doen is dit: ze brengen de dieren bij een bron, waar de dieren uit drinken, even vandaan lopen en weer terugkeren. Zo wordt de kudde vanuit de bron bijeen gehouden.

En eigenlijk is dat op dit moment het geheim van onze gemeente. In het hart van de gemeenschap ligt de open bijbel, in alle kwetsbaarheid, als bron van levend water. De bijbel dus, niet een kerkelijke leer of een geijkte visie. De bijbel, die in alle veelkleurigheid aan het woord mag komen. En rondom de bijbel verzamelen zich mensen, in kerkdiensten, in cursussen, op kringen, in persoonlijke gesprekken. Vaak gebeurt dat op de galerij in de kerk, die we inmiddels hebben verbouwt tot ontmoetingsruimte en waar we, bij kaarslicht en met eten ontmoeting organisren. We hebben een bijbelklasje waar 5 a 6 mensen zonder enige kerkelijke achtergrond onbevangen zitten te lezen. We hebben een verdiepingscursus waar zoekers en belijdeniscatechisanten samen optrekken om, volgens het oecumenisch leesrooster, te ontdekken wat de bijbel in hun leven betekent. En in cirkels daaromheen organiseren we  bijvoorbeeld filmavonden voor de buurt waar we 300 aanwezige jonge hippe Amsterdammers dan vrijmoedig uitnodigen om ook eens bijbel te komen lezen wat sommigen nog doen ook.

En op een of andere manier is het gelukt om daar ruimte te scheppen voor heel verschillende mensen. Mensen ervaren ruimte om vanuit hun eigen zoektocht en met hun eigen gedachten te proeven hoe het levende water van de Bijbelse boodschap smaakt. Ruimte om in hun eigen tempo te groeien en tot overgave aan Christus te komen. Niet vrijblijvend, maar ook niet dwingend. Het is de ruimte van de vrijheid in Christus, denk ik.

Misschien is dat wel mijn grootste ontdekking in mijn Amsterdamse jaren. Dat orthodoxie niet gelijk staat aan starre stolling, maar juist ruimte schept voor steeds weer nieuwe mensen om zich te verbinden met Jezus Christus en zijn gemeenschap. In de afgelopen drie jaar lieten 7 nieuwe gelovigen zich dopen in de Paasnacht (door onderdompeling trouwens, omdat dat symbool paste bij de radicaliteit van hun geloofskeuze). Een grotere groep haakte niet af maar bleef of raakte verbonden. Met elkaar proberen we zo te leven in de ruimte die God schept met zijn eigen woorden. Een ruimte die open is naar buiten, met alle kwetsbaarheden en kansen van dien. In die ruimte geloof ik, te midden van alle afval en verandering.


Als ik tenslotte drie adviezen mag geven: schep ruimte, geloof in de kracht van de bijbel en vrees niet op de rand van de afgrond.

zondag 4 mei 2014

1 Petrus 1:22-2:10 De basics van het christelijk geloof

Soms is het fijn als de basics van het christelijk geloof op een rijtje worden gezet. Dat is zeker fijn voor zoekers die zich afvragen wat het betekent om christen te worden. Voor je een stap zet, moet je wel weten waar je je in begeeft, nietwaar?  Maar het is net zo goed fijn voor mensen die al heel lang christen zijn. Even back to basics gaan is van tijd tot tijd nodig om verder te groeien.

Welnu, de eerste brief van de apostel Petrus doet precies dát: hij zet, zeker aan het begin van het betoog, de basics van het christelijk geloof helder op een rij. Hij doet dat voor mensen die vaak nog niet zo heel lang christen zijn en nog volop aan het zoeken zijn naar hun nieuwe identiteit. Ze hebben een oud leven achter zich gelaten, zijn een nieuw leven begonnen, maar nu is de vraag: hoe ziet dat leven eruit? En daar schetst Petrus dan een paar contouren van.

Ik moet zeggen dat ik het een gouden greep van het oecumenisch leesrooster vindt om in de periode tussen Pasen en Pinksteren déze brief te laten lezen. Met Pasen hebben we immers gevierd dat we vanuit de opstanding van Jezus een nieuw leven mogen beginnen, dat er een nieuwe wereld is open gegaan. Maar als je er dan over nadenkt wat dat beteken dan heb je toch meer voeding nodig, gedachten die je de wegwijzen. Nou, dat is wat deze brief ons biedt: voedsel voor het denken van paaskinderen, van mensen die met Jezus zijn opgestaan in een nieuw leven. En om dat denken te vergemakkelijk heb ik 4 thema's uit de lezing van vandaag gedestilleerd. Vier heel basale thema's over wat het betekent om christen te zijn.

*Het eerste thema is meteen ook echt de basis, namelijk: wedergeboorte. Petrus gebruikt die term in vers 23, als hij zijn lezers 'mensen die opnieuw zijn geboren noemt'. Dat is geen nieuw thema, trouwens, want hij is er zijn brief prominenten mee begonnen. In 1:3 schrijft hij: Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood.'

Christen worden is dus niets minder dan opnieuw geboren worden. Nieuw leven beginnen, van binnenuit. Nieuwe identiteit. Maar hoe begint dat dan?

In 1:3 zei Petrus: dat begint bij de opstanding van Jezus. Zoals hij opstond uit de dood, zo mag je als gelovige ook opstaan in een nieuw leven. En wat Petrus niet noemt maar waar hij wel aan denkt is de doop en de belijdenis. Als een mens onder water gaat en weer bovenkomt is dat symbool van wat er geestelijk met je gebeurt als je tot geloof in Jezus komt: je oude bestaan krijgt de doodsteek, een nieuw bestaan wordt geboren.

In de lezing van vandaag legt Petrus echter nog een ander accent. Wedergeboorte is vrucht van het zaad van het woord. De woorden van het goede nieuws van Jezus zijn als zaden, die in ons kunnen ontkiemen. Geloven begint ergens altijd met woorden, woorden die hoofd en hart raken, veranderen. Die woorden vallen op hun plek, liggen soms even en dan ontkiemen ze tot een nieuw begin.

Christen zijn betekent opnieuw geboren zijn. Nieuwe gelovigen zullen dat misschien duidelijker ervaren dan anderen. Maar de vraag is: is dit ook met ons gebeurd? Is dit ook onze identiteit?
*Christen worden betekent dus opnieuw geboren worden. Er is een fase in het geloof dat je als een pasgeboren zuigeling bent, zegt Petrus in 2:2. Voor veel van zijn lezers was letterlijk zo: ze waren nog maar net tot geloof gekomen. Voor sommigen van ons is dat ook zo, voor anderen ligt die tijd achter hen. Maar hoe dan ook: het is niet de bedoeling dat we ze zuigelingen blijven. Er is groei nodig en dus voeding.

Welnu, die voeding noemt Petrus 'de zuivere melk van het woord'. De woorden van God zijn niet alleen als zaden, die leven wekken, maar ook als melk dat het leven voedt en laat groeien. Nu is het voor pasgeboren babies zo dat een instinctief verlangen hebben naar melk, maar in het geloof moeten we daar in elk geval óók toe worden aangespoord. 'Verláng naar die zuiver melk', zegt Petrus in vers 2 en als je naar de context van zijn woorden kijkt snap je waarom: er zijn ook nog andere verlangens, die niet zomaar dood zijn. In vers 14 had hij gezegd: 'Geef niet opnieuw toe aan de begeerten waardoor u vroeger, toen u nog ontwetend was, werd beheerst.'

Hiermee zitten we meteen in het hart van waar het bij geestelijke groei om gaat, namelijk om het management van je verlangens en begeerten. Onze verlangens zijn als het ware de kanalen waardoor onze identiteit gevoed wordt. En het maakt dus veel uit waar je dóór laat voeden: door de bronnen en vaten van je oude leven of door de moederborst van het goede nieuws van Jezus. Het komt er opaan, dat je je verlangens op de juiste bron richt, heel bewust en gretig. Dat je het leven indrinkt, van dag tot dag. Het leven dat volgens Petrus is te vinden in de woorden van God, zoals we die in de bijbel vinden. Zijn die woorden echt de melk geworden die ons voedt?
*Christen zijn betekent dus: een nieuw leven beginnen met de opgestane Christus, om vervolgens te groeien door de melk van Gods woorden. Dat zóu allemaal puur persoonlijk en individueel kunnen gebeuren, zoals veel zoekers vandaag dat het liefste zien. Maar Petrus maakt duidelijk, dat dat wat God betreft allemaal veel te smal en veel weinig is. We komen pas echt tot onze bestemming - tot Góds bestemming - zo zegt hij, als ons leven deel wordt van een veel groter bezield verband. En voor dat bezielde verband gebruikt hij het beeld van de tempel.

Voor het volk Israël was de tempel in Jeruzalem hét geestelijke centrum bij uitstek. Dáár was God te vinden, daar wilde hij wonen. En Petrus, met zijn Joodse achtergrond, was daar maar al te vertrouwd mee. Maar rond de kruisdood en de opstanding van Jezus was er naar het besef van de vroegste christenen is radicaals gebeurd: door het offer dat Jezus met zijn leven bracht was de tempel overbodig geworden. Nog voor dat de Romeinen het gebouw in 70 verwoestten was God, zo geloofden zij, al aan de bouw van een nieuwe tempel begonnen: een geestelijke tempel, opgebouwd uit levende stenen, namelijk de levens van hen die in Jezus geloofden. Stukje bij beetje, verspreid over de wereld, ontstond er zo een nieuwe tempel, waarvan Jezus de hoeksteen is.

Tot geloof komen betekent dus ook: als levende steen te worden ingevoegd in dat bouwwerk van God. Maar net als bij dat verlangen naar melk vraagt ook dit om een keuze. 'Vóeg u bij hem, de levende steen', zegt Petrus, ' en láát u ook zelf als levende stenen gebruiken.' Probeer niet in je eentje te geloven of je bestemming te vinden, maar laat je opnemen in dat prachtige bouwwerk dat God voor zichzelf aan bouwen is.
*Christen worden is: opnieuw geboren worden, gevoed worden met zuivere melk, bouwsteen worden van Gods geestelijke tempel. Dat is allemaal al best heel groot. Maar Petrus maakt het nog grote. Hij zegt: ooit koos God een volk uit om via dat volk de duistere wereld te gaan verlichten. Dat volk was Israël en in Exodus 19:6 vatte God de missie voor het volk als volgt samen: 'Kostbaarder dan alle andere volken zullen jullie voor mij zijn. Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk. En eeuwen later, tijdens een moment van verbondsvernieuwing, zegt God bij monde van de profeet Jesaja tegen zijn volk: 'Het volk dat ik heb uitgekozen .. het zal mijn lof verkondigen.' Kostbaarder dan andere volken, koninkrijk van priesters, heilig, uitgekozen, zijn lof verkondigen. Dat was Gods bedoeling met Israël.

En wat nu zo fascinerend is: aan het slot van onze lezing past Petrus dit allemaal toe op de gemeenschap van volgelingen van Jezus. Die gemeenschap - bestaande uit Joden en heidenen die Jezus zijn gaan volgen - is niet minder dan het door God uitverkoren volk. Het volk, dat geroepen is om in de wereld Gods lof te verkondigen. Hoog op te geven over de grote daden van God dus, leven ter ere van hem en er in de wereld van te getuigen.

Tot geloof komen betekent dus ook dat je tot een nieuw volk gaat behoren. Een volk dat niet aan grenzen gebonden is, maar zo multicultureel is als het maar kan. Een volk met een speciale roeping in de wereld, een hoge missie, waarvan het een voorrecht is om deel uit te maken. Over identiteit gesproken!

Intussen is het wel een spannend gegeven dat Petrus zo onbekommerd alle eigenschappen van Israël overhevelt naar de christelijke gemeente. Heeft Petrus daarmee geen aanleiding gegeven tot de gedachte dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen en dat God zijn volk heeft afgeschreven? Het antwoord is, dat Petrus geen tegenstelling tussen Israël en de gemeente schept, maar juist continuiteit ziet. Hij gebruikt eenvoudigweg de taal van zijn bijbel, het OT, om te verhelderen wat de missie van de gemeente is. Maar de geschiedenis heeft geleerd dat het nauw luistert om zijn voorbeeld te volgen. De christelijke theologie heeft zelfs aanleiding gegeven voor antisemitisme. Voorzichtigheid is geboden.



*Oké, dit zijn dus volgens Petrus de basics van het christelijk geloof. Wat zouden deze basics nou heel praktisch betekenen voor christen-zijn in Amsterdam. Met het oog daarop loop ik de drie besproken basics nog een keer langs.

Om te beginnen gaat het dan dus om de vraag hoe wij zó met de woorden van God bezig kunnen zijn dat we er ook echt geestelijk door groeien. Kijk, die preken van preken van mij zijn natuurlijk enorm voedzaam; geen kindermelk, maar stevig meergranenbrood met boter en kaas. Maar als we (ik zelf ook) er niet mee aan de slag gaan, om de woorden echt tot ons te nemen en in praktijk te brengen, dan worden we er niet door gevoed. Het is daarom de kunst om steeds weer nieuwe vormen te zoeken om je echt te laten voeden door de woorden van God. Naast het beluisteren van preken is het belangrijk om met elkaar in gesprek te zijn, na een dienst, op een kring, tijdens een cursus. Lees af en toe eens een goed boek (Tim Keller heb ik nu al zo vaak genoemd, die hebben jullie allemaal wel uit denk ik), een boek dat je gedachten prikkelt en je ziel voedt. Maar wordt ook stil bij bijbelwoorden, mediteer erover en spreek erover met God, hoe je realiteit kunnen worden je leven. Laat je aansporen vandaag door de woorden van Petrus: 'Verlang naar de zuivere melk (en naar de steviger kost) van het woord van God. Wil je dat ter harte nemen?

Maar daarnaast is er ook deze aansporing: 'Laat je als levende steen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel.' Laat ik om te beginnen zeggen dat ik ontzettend dankbaar ben dat velen van jullie dat ook echt doen. Door echt betrokken te zijn bij het wel en wee van onze gemeente, door allerlei taken te verrichten, door achter de schermen om te zien naar leden die het moeilijkhebben, door in stilte te bidden voor alles wat er gebeurt. En natuurlijk door betrokken te zijn bij andere initiatieven en organisaties, buiten onze gemeente. En je weet zelf of je daar te veel, te weinig of genoeg in doet. Vanmorgen laten we ons inspireren door dat prachtige beeld: God die een wereldwijde tempel bouwt van levende stenen en dat wij daar dan deel van mogen uitmaken. Als je de dingen die jij doet in Jezus' naam krijgen dus betekenis door een veel groter bezield verband. Het hartelijke gebaar naar iemand die je verzorgt, het onderhoud van de kerk, buddy zijn voor een tiener, het bedienen van de beamer, nou ja, noem het haar, het maakt deel uit van de bouw van een geestelijke tempel. Een goede reden dus om het ons te laten zeggen vanmorgen: 'Laat je als een levende steen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel.'

En tenslotte: Ook wij hebben het voorrecht deel uit te maken van het volk dat God uitkoos om zijn grote daden te verkondigen. Het is een voorrecht om deel uit te mogen maken van een volk met een vredesmissie, een missie om licht in het duister te brengen.

Als we deze woorden lezen op 4 mei beseffen we dat ook deze gevaarlijk kunnen zijn. Op het moment dat we woorden 'uitverkoren volk' of 'volk met een missie' gaan gebruiken lopen we altijd het gevaar dat we misbruik van die positie gaan maken. In de afgelopen week waren Gerdine en ik in Berlijn en we kwamen onder de indruk van de manier waarop daar het oorlogsverleden levend wordt gehouden. We bezochten ook de Wannsee, de villa waar op 20 januari 1942 14 topfuncitionarisen van de nazi's samenkwamen en in 90 minuten te besloten dat 11 miljoen europese Joden zouden moeten worden uitgeroeid door middel van vergassing. Toen ik daar stond en de documenten las besefte ik dat dit gebeurde vanuit een ideologie waarin Duitsland als het uiverkoren volk werd gezien, met een missie in de wereld die dwars door alles heen doorgezet moest worden. Een verschrikkelijke missie, wel te verstaan. En we moeten dus goed beseffen dat de missie die Petrus voor ogen heeft een vredesmissie is, een missie om mensen uit de duisternis tot het licht te laten komen. Om dáár deel van uit te maken is een enorm voorrecht.

Ervaren wij dat ook zo, of vinden het vooral moeilijk en spannend? Laat ik dit ter bemoediging zeggen: de laatste paar jaar zijn er echt tekenen hier in Amsterdam dat God zelf mensen uit de duisternis roept tot zijn licht. Hij brengt ze op wonderlijke manieren op de weg van het evangelie - hier, in de JK, in de Noorderkerk, onze partnergemeente, in Westerwijk en op allerlei ander plekken. En alles wat wij hoeven te doen is: open zijn en ruimte geven, om zo te kunnen spreken over de grote daden van God in Jezus de opgestane. Ik ben er vast van overtuigd dat God in de komende tijd ook jullie, ook onze gemeente, wil gebruiken om mensen tot geloof in Christus te brengen. Zijn jullie daar klaar voor?
*Petrus brengt ons vandaag even back to basics. De basis is dat Jezus is opgestaan en dat wij door hem opnieuw geboren mogen worden tot een nieuw leven. Laten we uit die basis leven en geloven.


Amen