zondag 20 april 2014

1 Petrus 1: 1-12 Een nieuwe identiteit door de opstanding van Jezus

Een van de spannendste vragen van onze tijd is die naar onze identiteit. Wie zijn we eigenlijk en hoe zijn we zo geworden? En zijn we tevreden met onze identiteit of verlangen we naar een andere? Met die vragen zijn we vandaag de dag misschien wel meer dan ooit bezig, zeker hier in de stad. En waarom dat is? Omdat steeds meer dingen die vroeger als vanzelfsprekend onze identiteit bepaalden zijn weggevallen. Lange tijd was het zo dat je identiteit werd bepaald door tenminste vier dingen: familie, werk, woonplaats en geloof. Zolang die dingen redelijk vaststonden, hoefde je nauwelijks over je identiteit na te denken. Maar voor velen van ons is dat echt anders.

Ik kijk even naar jullie 7. Ik denk dat voor jullie allemaal geldt dat jullie in allerlei opzichten ontworteld zijn. Niemand van jullie is een echte Amsterdammer en sommigen van jullie komen uit een heel andere cultuur. Voor sommigen van jullie is de familie ver weg, anderen zoeken echt hun eigen weg en nog weer anderen moesten zich zelfs losmaken van de familie. Als het om werk of studie gaat zijn er nog heel veel onzekerheden en ontleent niemand van jullie daar zijn of haar identiteit. En wat het geloof betreft hebben jullie allemaal een zoektocht achter de rug. Kortom: voor geen van jullie is er op de vraag 'wie ben ik' een vanzelfsprekend antwoord. En dat geldt voor velen van ons hier vanmorgen.

Maar weet je wat nu zo opvallend is? Ook de lezers van Petrus worstelden al met hun identiteit. Is het je opgevallen hoe Petrus ze aanspreekt? Zo: 'Aan de uitverkorenen die als vreemdelingen verspreid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bythinië verblijven.'. Het gaat om christenen die wonen in wat nu het Aziatische deel van Turkije is, het gebied waar Deniz vandaan komt, bij Istanbul. Ze zijn christen geworden, maar juist daardoor ook ontworteld geraakt en op zoek naar hun identiteit. Wie zijn jullie?, vragen hun tijdgenoten zich af. Wie zijn we, vragen ze zichzelf ook af. En Petrus gaat daar antwoord op geven. Hij gaat vertellen wat hun identiteit is.
*Wie zijn ze, die christenen in deze brief? Volgens Petrus zijn ze inderdaad ontworteld en wordt hun identiteit niet langer bepaald door familie, woonplaats of werk. Maar des te meer wordt wie ze zijn bepaald door hun geloof in Jezus. En daar zegt Petrus dit van. (Hou je vast, hij gebruikt hele grote woorden).

Om te beginnen zegt hij (vs.1): jullie zijn uitverkorenen. Mensen die door God zijn uitgekozen om een plek te hebben in zijn plan met de wereld. En dit is waartoe hij jullie heeft voorbestemd: 'om geheiligd door de Geest, gehoorzaam te zijn aan Jezus Christus en met zijn bloed besprenkeld te worden.' Met andere woorden: vanaf het moment dat de Geest van God in jullie leven ging werken, heeft hij jullie geheiligd, dat wil zeggen apart gezegd voor een goddelijk doel. En dat doel is, dat jullie gehoorzaam zouden worden aan Jezus, in het leven van elke dag. Én dat jullie door het bloed dat hij aan het kruis vergoot zouden worden opgenomen in het nieuwe volk van God, waarmee God een verbond heeft gesloten. En ál die elementen - uitverkoren zijn, leven door de Geest, gehoorzaamheid aan Jezus, deel uitmaken van het volk van God - al die elementen bepalen nu wie je bent. Meer dan familie, woonplaats of werk.

Maar hoe is het zover gekomen? Wanneer is die nieuwe identiteit begonnen? Nou, zegt Petrus in vers 3: dat gebeurde toen jullie opnieuw geboren werden. Toen er echt een nieuw begin kwam in jullie leven. En wanneer gebeurde dat? Op het moment dat jullie gedoopt werden en Jezus als Heer gingen belijden. Want dát was het moment waarop de opstanding van Jezus (Petrus noemt dat heel nadrukkelijk in vers 3) zijn werk ging doen in jullie leven. 'Hij heeft ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood', schrijft Petrus en voor vroege christenen was dat een aanduiding voor de doop.

Dus al ze jullie vragen 'wie ben je' kun je zeggen: ik ben opnieuw geboren door de opstanding van Jezus en dat werd met Pasen zichtbaar en hoorbaar rond de doop en de belijdenis. Ik ben een Paaskind en dat is nog mooier dan een zondagskind. Een Paaskind. Dat mag je zijn.
*De opstanding van Jezus die we vandaag vieren is dus identeitsbepalend. Niet alleen Jézus is opgestaan, lang geleden ver weg, nee wie in hem gelooft staat mét hem op in een nieuw leven. En geloven is niet anders dan groeien in die nieuwe identiteit, steeds meer worden wie je bent. Een mens van Pasen. Maar wat is dat dan voor een leven? Wat zijn er de kenmerken van?

Daar noemt Petrus ten minste drie voorbeelden van en daar wil ik graag wat over zeggen.


*Het eerste kenmerk van de 'paasidentiteit' is: hoop. In vers 3 lezen we: 'Hij heeft ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop.'

Pasen: feest van hoop! lazen we op de billboards die de Protestantse Kerk van Amsterdam in de stad had laten plaatsen. En zo is het. Als er één kenmerk is van het nieuwe leven uit de opstanding dan is het wel hoop! Maar waar hopen we dan op?

Petrus vult in vers 4 en 5 de hoop in met deze woorden: 'Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt.' Ah, denkt iemand nu misschien: de hoop is dat je naar de hemel gaat als je sterft. Wij geloven om in de hemel te komen.

Het zal je misschien verbazen, maar het antwoord is: nee. Of in elk geval: grotendééls nee. Als Petrus het namelijk over die erfenis in de hemel heeft bedoelt hij iets veel groters dan ik net zei. Wat hij bedoelt is dit: met de opstanding van Jezus uit de dood heeft God een nieuw begin gemaakt met zijn hele schepping. Toen Jezus opstond uit de dood werd er een hele nieuwe wereld geboren, een herschapen, de wereld die God uiteindelijk zal laten aanbreken. Maar die nieuwe wereld is nog jong en pril en moet net als een baby gekoesterd en gevoed worden. Daarom bewaart God die wereld in de hemel, als een erfenis die later vrijkomt. En christelijke hoop houdt dus in dat je weet dat die wereld er is en dat je uitziet naar dat prachtige dat komen gaat, terwijl je daar tegelijkertijd je leven nu al door laat kleuren.

Kijk, wat we zien in de wereld is vaak lelijk en gebroken, aangetast door het kwaad. Als je niet beter wist zou je cynisch of wanhopig worden. Maar als je weet van die erfenis, van die nieuwe wereld die al geboren is, dan heb je hoop. Voor je eigen leven, maar ook voor de hele wereld. Een hoop niet tegen beter weten in, maar vanuit beter weten.

*Dat is dus het eerste: een Paasleven is een leven in hoop. Maar in alle eerlijkheid moeten we zeggen: het is ook een leven van moeite en strijd. Petrus stipt dit even aan in vers 6, waar hij spreekt over allerlei beproevingen die zijn lezers moeten ondergaan. Wat bedoelt hij daarmee?

Vanuit het geheel van zijn brief wordt duidelijk dat het hier om lijden en verdrukking gaat vanwege het geloof. We moeten dan dus denken aan het onbegrip en de weerstand die je als christen ondervindt in een samenleving met heel andere overtuigingen en waarden. In de tweede helft van de 1e eeuw na Christus begonnen hier en daar al christenvervolgingen en in elk geval werden christenen als vreemdelingen gezien, met alle gevolgen van dien. Ervaringen die je ook vandaag als christen kunt opdoen.

Maar wat zo bijzonder is: Petrus gebruikt voor die moeiten het woord 'beproevingen'. En met dat woord bedoelt hij: tests waar je uiteindelijk sterker van wordt in het geloof. Hij vergelijkt die beproevingen met het vuur waarmee edelmetaal wordt gezuiverd van vuil en waardeloos materiaal. Dat vuur is nodig het echte goud over te houden. Zo zijn ook in het geloof beproevingen nodig om de echtheid van het geloof aan het licht te brengen en te groeien in geloof. Dus ja, paasleven is ook een leven van strijd en moeite, maar God gebruikt dat om je te laten groeien.

Nou, voor jullie 7 is dat in elk geval een herkenbaar thema. We hebben het vaak over die strijd gehad en er hebben behoorlijk wat tranen gevloeid tijdens onze gesprekken. Maar telkens hadden we de ervaring dat het inderdaad waar is: beproevingen helpen voor de echtheid van het geloof. En dat wil ik dan tegen iedereen hier vanmorgen zeggen: verwacht niet dat geloven alleen maar fijn en leuk is. Er gaan ook beproevingen mee gepaard, zeker als je nog maar net gelooft of in de buurt van het geloof komt. Maar deze 7 hier voorin de kerk kunnen ervan getuigen dat beproevingen echt tot groei kunnen leiden. Ik vond het heel bemoedigend om daar getuige van te zijn!


*Hoop dus, moeite en strijd, maar dan is er ook nog een derde kenmerk en dat is: blijdschap. In vers 6 spoort Petrus daartoe aan, als hij het over de erfenis in de hemel heeft. 'Verheug u hierover', zegt hij dan. Maar in vers 8 zegt hij: jullie hébben die vreugde. 'U hebt Christus lief zonder hem ooit gezien te hebben; en zonder hem nu te zien gelooft u in hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde.'

Ja, uiteindelijk is dat toch wel het meest sprekende kenmerk van 'paasmensen': dat ze een blijdschap in hun hart meedragen die haar oorsprong niet in de wereld maar in de hemel vindt. Het pure feit dat je verbonden bent met Jezus de opgestane, die nu in hemel waakt over de erfenis die komen zal, geeft een blijdschap waar zelfs de grootste moeite niet tegen is opgewassen.

C.S. Lewis is jarenlang overtuigd atheïst geweest. En de kern van zijn overtuiging zat bij de gedachte, dat het christelijk geloof zoveel tegenstrijdigheden bevat dat een weldenkend mens er gewoon niet in mee kan gaan. Dat was zijn eer te na. Lange tijd was hij dan ook trots op zijn consistente manier van denken. Alleen stuitte hij wel op één probleem: als er niets meer bestaat dan de wereld zoals we die waarnemen wordt het heel moeilijk om echte vreugde in het leven te vinden. Hoe hij ook zocht naar levensvervullende vreugde, hij vond hem niet. De wereld van atomen was ten diepste zinloos en vreugdeloos. Maar trots vond Lewis, dat dat het offer moest zijn voor zijn consequente denken.

Maar onderweg gebeurde er iets verrassends. Hij had ontmoetingen met mensen en met boeken die wél getuigden van vreugde. Een vreugde die hij niet snapte of niet wilde, maar die hem niet losliet. En op een dag kocht hij bij een boekenstalletje een boek, dat een doorbraak zou betekenen. Het was een door een christen geschreven sprookjesverhaal en dat verhaal opende een deur naar de onuitsprekelijke vreugde van het geloof. Achteraf schrijft hij: ‘Een jongeman die rechtzinnig atheïst wil blijven kan als lezer niet voorzichtig genoeg zijn. Overal liggen valstrikken: open Bijbels, miljoenen verrassingen, subtiele netten en strategiën van God.’ En uiteindelijk wist hij het zeker: de enige die echt vreugde kan geven is Jezus Christus. Lewis gaf zich gewonnen en schreef later zijn autobiografie: Surprised by joy. Verrast door vreugde!



*Wie ben je eigenlijk en waarom? Op deze 1e Paasdag mogen we samen met 7 mensen die rond doop en belijdenis zeggen: we mogen geloven dat we paasmensen zijn. Door zijn opstanding opnieuw geboren in een leven van hoop, beproeving en vreugde.
Amen


Geen opmerkingen:

Een reactie posten