donderdag 12 december 2013

Martien E. Brinkman – Jezus incognito De verborgen Christus in de westerse kunst vanaf 1960





In 2003 hoorde ik, in New York, voor het eerst Tim Keller preken. Wat me enorm raakte in zijn preek was de manier waarop hij een aantal voorbeelden uit literatuur en film besprak. Het waren voor hem maar niet wat leuke illustraties om zijn eigen verhaal kracht mee bij te zetten, nee, hij was er echt mee in gesprek. De voorbeelden die hij noemde wierpen een nieuw licht op de persoon en het werk van Jezus Christus en tegelijkertijd kregen ze zelf in het licht van Christus ook een diepere en rijkere betekenis. Ik vond de manier waarop Keller Christus in gesprek bracht met de cultuur uiterst inspirerend en het wekte mijn verlangen zoiets in mijn eigen preken en theologische doordenking ook te doen.
De jaren daarna lukte het mij soms om te doen wat Keller deed, maar ik kwam er ook wel achter dat het echt een hele kunst is om dit gesprek tussen Christus en de cultuur aan te gaan. Je hebt er om te beginnen een goed instrumentarium voor nodig, anders kijk je er in de boeken die je leest en de films die je ziet finaal langsheen. Maar waar vind je dat instrumentarium?

Ik vond het tot nu toe in de essays van Willem Jan Otten, die een meester is het hierboven beschreven gesprek. Het literaire tijdschrift Liter (volgens mij een van de beste literaire tijdschriften van ons land) is voor mij ook een zeer inspirerende gids op dat gebied. Maar in dit rijtje past zeker ook het in 2012 verschenen boek Jezus incognito van hoogleraar interculturele theologie aan de VU Martien Brinkman.

De ondertitel van zijn boek is: de verborgen Christus in de westerse kunst vanaf 1960. Die woorden zijn veelzeggend en worden in het boek ook waargemaakt.  Brinkman ontwikkelt een handzaam instrumentarium om in literatuur, films en beeldende kunst sporen van Christus te vinden. Het doel van die zoektocht is niet, om een plaatje bij een theologisch praatje te vinden.  Dat dit vaak gebeurt is nu juist zijn verwijt aan de theologie en hij wil dan ook echt een stap verder gaan. De vaak verborgen sporen van Christus in de kunst helpen de theologie namelijk om de betekenis van Christus op het spoor te komen en dingen die we over het hoofd zagen alsnog te ontdekken.

Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium van Brinkman zijn de vier kenmerken van Jezus’ leven: een roeping van hogerhand, een boodschap van een radicaal andere wereld, een eveneens van hogerhand ingegeven levensinzet ten behoeve van anderen en een levensvoltooiing, hem geschonken over de grens van de eigen dood heen.  Aan de hand van dit instrumentarium komt hij tot de volgende conclusie: ‘Filmmakers, schrijvers en beeldend kunstenaars hebben met deze kenmerken op hun netvlies steeds weer geprobeerd menselijke surpluservaringen met deze Jezus in verband te brengen.’

Een ander onderdeel van het instrumentarium wordt gevormd door vier transcendentie-opvattingen die hij formuleert. Doorgaans wordt met transcendentie ‘de nabijheid van het oneindige, het heilige, het onschendbare, het genadige of het eeuwige’ bedoeld. Denkend over Jezus komt hij dan op vier mogelijke opvattingen van zijn transcendentie. Allereerst een radicale transcendentie, zijn bestaan dat zich radicaal van het onze onderscheidt.  Wanneer we deze opvatting alleen horizontaal invullen noemen we het de transcendentie van het anders-zijn.  Maar zijn geheim is ook op te vatten als de dieptedimensie van ons bestaan. Dat noemt Brinkman de immanenente transcendentie.  De meest strikte opvatting hiervan kan dan weer radicale immanentie worden genoemd.

Met dit soort instrumenten in de hand gaat Brinkman allereerst aan de slag met vier films: Babette’s Feast (Gabriel Axel), Avondmaalsgasten (Ingmar Bergman), A Short Film About Love (Krysztof Kieslowski) en Breaking the Waves (Lars von Trier).  In kende de films alle vier, maar had zonder het instrumentarium van Brinkman heel veel verborgen Christus-elementen over het hoofd gezien. Als voorbeeld een klein stukje over Babette’s Feast . ‘In Babette’s Feast is het duidelijk dat Babette de enige is die de Christusrol vervult. Zij spreidt een groot roepingsbesef ten toon. Dat besef reikt zelfs over haar dood heen. Haar boodschap is het meest impliciet. Ik ben geneigd er drie aspecten in te herkennen: de overvloedigheid van het maal staat symbool voor de oneindigheid van Gods genade waar de generaal over sprak.  Vervolgens staat het feit van het maal zelf symbool voor het tastbare, concrete karakter van het heil. En tenslotte staat de brug die deze maaltijd slaat met haar geliefden, en ook met haar vijanden uit het verleden, model voor de verzoening tussen de leden van de geloofsgemeenschap in het heden. Nieuw is dat verzoening hier zo nadrukkelijk met het sensuele, het de smaakzintuigen prikkelende aspect van de maaltijd in verband wordt gebracht. Dat aspect heeft weliswaar nooit geheel in de traditionele avondmaalsliturgie ontbroken, maar was daar wel tot het uiterste minimum teruggebracht. ‘

In de afdeling proza en poëzie bespreekt Brinkman Het lam (Peter de Vries), In ongenade (J.M. Coetzee), De Joodse messias (Arnon Grunberg), Easter 1984 en Church (Les Murray) en Theologisch Tractaat (Czeslsaw Milosz). In de afdeling beeldende kunst (de kortste in het boek) bespreekt hij vier voorstellingen van het laatste avondmaal (Leonardo da Vinci, Andy Warhol, Frans Franciscus en Harald Duwes).


Het boek biedt dus geen uitputtend overzicht van werken waarin sporen van de verborgen Christus te vinden zijn, maar vooral een paar vingeroefeningen om de verborgen Christus op te sporen en er mee in gesprek te gaan. Voor iedereen die die zoektocht en dat gesprek wil aangaan is dit boek absoluut een aanrader

woensdag 11 december 2013

Alle-Dag-Kerk in De Baarsjes

(Dit artikel verscheen, op verzoek, in november 2013 in het contactblad van de Alle-Dag-Kerk, aan het Begijnhof).

Vanaf het moment dat ik predikant werd van de Jeruzalemkerk in West heb ik me zeer verbonden gevoeld met de Alle-Dag-Kerk. Toen Ton Bolland me destijds vroeg of ik een paar keer per jaar zou willen voorgaan in de middagpauzediensten heb ik geen moment geaarzeld en ja gezegd. Het idee om op een doordeweekse dag aan mensen in het hartje van Amsterdam de gelegenheid te bieden om het Evangelie te horen is mij uit het hart gegrepen en ik werk er graag aan mee. Het aardige is echter, dat in mijn eigen Jeruzalemkerk in de afgelopen jaren een plan is gerijpt dat, op een heel ander manier, ongeveer hetzelfde beoogt: mensen in De Baarsjes ook op allerlei momenten in de week de gelegenheid bieden in de kerk te zijn en daar iets van het Evangelie te vinden. Het uit die bezinning ontstane project heet Van Boven en ik vertel daar in deze bijdrage graag wat meer over.

De Jeruzalemkerk
Ons kerkgebouw - opgetrokken in de stijl van de Amsterdamse School werd in 1928 geopend. In die jaren werd aan de westkant van Amsterdam een hele nieuwe wijk ontwikkeld en de kerkenraad van de Petruskerk (nu gelegen aan de voet van het kantorenpark van Sloterdijk) besloot dat er ook een kerk moest komen. Onder het motto 'Stad zonder tempel?' werd een financiële actie gestart en toen het geld er was werd Ferdinand Janszen als architect aangesteld.  Hij bedacht twee dingen die tot op de dag van vandaag heel sprekend zijn gebleven. Het eerste was, dat hij in lijn van de naam van de actie het bouwplan van de kerk liet inspireren door de tempel in Jeruzalem. De vorm van het gebouw, maar ook alle symboliek en de glas-in-loodramen getuigen daarvan. Het tweede idee was, dat de kerk aan het omliggende huizenblok en er zelfs een stukje ín moest worden gebouwd. Op die manier moest zichtbaar worden dat God dicht bij de mensen wilde wonen. Het is vooral dit laatste idee geweest dat ons als gemeente telkens weer inspireert om te zoeken naar manier om ons kerkgebouw ook echt een huis van de buurt te laten zijn. Een plek waar mensen graag willen komen, om er iets te beleven wat het gewone leven overstijgt en hen misschien wel op het spoor van God zegt.

Het ontstaan van Van Boven
Twee jonge mannen uit onze gemeente hebben een bouwkundige achtergrond. Samen met hun echtgenotes gingen zij op een bepaald moment met andere ogen naar het gebouw kijken en vroegen zich af of we op één van de galerijen niet een ontmoetingsruimte zouden kunnen creëren, die als een soort huiskamer van de kerk zou kunnen functioneren. Zij gingen dromen en uit die dromen ontstond een concreet plan dat, met steun verschillende partijen tot een verbouwing leidde. Inmiddels is de ruimte klaar en we zijn er enorm gelukkig mee. Het nieuwe project kreeg de naam Van Boven vanwege de fysieke plek maar ook als verwijzing naar het nieuwe Jeruzalem. De glas-in-loodramen in de ruimte verbeelden namelijk de 12 poorten van het nieuwe Jeruzalem, dat van uit de hemel (van boven!) neerdaalt.

De ontwikkeling van het concept
We konden gelukkig ook een creatieve jonge vrouw -Judith Wallis Hoekstra- aantrekken als projectleider en onder haar leiding zijn we gaan broeden op de concrete invulling van het project. Eén ding werd ons als snel duidelijk: we moesten ons niet laten verleiden tot het verzinnen van een programma om dan tegen de mensen te zeggen 'komt dat zien'. Nee, alles wat in de nieuw ontstane ruimte zou ontstaan moest van onder af ontstaan en zoveel mogelijk in samenwerking met mensen van buiten. Ook werd duidelijk dat we ons vooral zouden gaan richten op twintigers en dertigers, omdat juist deze groep zoekt naar plekken als deze en een groot deel van onze gemeente tot die groep behoort. Uiteindelijk bedachten we vijf pijlers onder Van Boven, die hopelijk al gaande de weg een invulling krijgen.

De vijf pijlers
Vijf pijlers van activiteiten dus. Allereerst de pijler onderwijs: daar brengen we onze zoekerscursussen onder. De introductiecursus christelijk geloof (onze eigen variatie op de Alpha Cursus), de verdiepingscursus voor mensen die verder willen groeien en zich wellicht willen laten dopen of belijdenis willen doen en sinds kort ook een Bijbelklas zoals op de Zuid-As. De tweede pijler is 'spiritualiteit': onder die noemer organiseren we in januari een retraitedag rond het thema 'Timemanagement met Benedictus' en bezinnen we ons op laagdrempelige ochtend- of avondgebeden. Dan is er de pijler 'open podium': onder deze noemer vinden huiskamerconcerten plaats, maar ook grote concerten als het Canto Ostinato afgelopen juni. Een bijzonder evenement is een filmavond  in samenwerking met café Cook en een clubje filmliefhebbers die zich CineBaars noemen. Drie avonden hebben we er inmiddels van gehad, elke keer uitverkocht. En op de laatste avond hebben we verteld wie wij zijn en wat we in de aanbieding hebben, wat in elk geval voldoende deelnemers voor een beginnende Bijbelklas opleverde. De vierde pijler is 'meet and eat': hieronder vallen allerlei op ontmoeting gerichte maaltijden, zoals op de dankdag voor gewas en arbeid. Voorafgaand aan de dienst hadden we een dankdagdiner en na de dienst koffie met eigengebakken taart. Het gesprek van de avond was: tel je zegeningen, wat mensen ook heel concreet konden doen . De laatste pijler is 'stille werkplekken: iedere vrijdag kunnen mensen in stilte komen werken bij Van Boven. Tussen de middag is er een gezamenlijke lunch, waar uiteraard het nodige wordt uitgewisseld.

Een beetje Alle-Dag-Kerk
Al met al ontstaan er door Van Boven steeds meer mogelijkheden om de kerk op doordeweekse dagen een ontmoetingsplek voor heel verschillende mensen te laten zijn. In sommige weken is er bijna elke dag iets te doen, wat dan het gevoel geeft van een alle-dag-kerk. We zijn blij met alle ontmoetingen die inmiddels hebben plaatsgevonden en zien uit naar wat God ons in de toekomst wil geven. Van de Alle-Dag-Kerk kunnen we leren dat een open, gastvrije plek rond het Evangelie altijd weer nieuwe mensen binnenbrengt. Wat er de vrucht van is is lang niet altijd na te rekenen, maar we zaaien met goede moed het zaad van het Evangelie. Eén ding staat voor ons rotsvast: alle zegen komt van Boven!

Bas van der Graaf


maandag 9 december 2013

Serie: Vrouwen uit de stamboom van Jezus - Rachab (Jozua 2 & Mattheus 1: 1-6a)

Jezus heeft volgens de stamboom die Mattheüs ons geeft nogal wat heidens bloed in de aderen. En dat dan vooral via de vrouwelijke lijn. Vier vrouwen noemt Mattheüs - Tamar, Rachab, Ruth en Batseba - en die eerste drie hebben een totaal heidense achtergrond.

Alleen dát al maakt de verhalen van die vier vrouwen zo bijzonder om te lezen. Drie van de vier oermoeders van Jezus waren in allerlei opzichten outsiders, vrouwen die er eigenlijk niet bijhoorden als je het bekeek vanuit het standpunt van de identiteit van het volk van Israël. Ze hoorden er niet bij en toch kómen ze erbij en krijgen ze een sleutelrol in de geschiedenis. En dan niet zómaar in de geschiedenis, nee, in de geschiedenis van Gods beloften en verbond.

Vandaag staat de schijnwerper op Rachab, een prostituee uit Jericho. Je zou toch niet verwachten dat uitgerekend zij deel uitmaakt van de stamboom van de koningen van Israël en nog minder van de stamboom van Jezus. Je zou eerder verwachten dat deze dame uit de geschiedenisboeken zou zijn geschreven, omdat ze een schandvlek op het blazoen zou zijn. Maar niets is minder waar en juist haar verhaal maakt duidelijk hoe verrassend God zijn beloften vervult. Dat is de verrassing van Advent, waar we ons ook op deze zondag over verheugen.


*Waar zitten we ergens, in het grote verhaal dat de Bijbel vertelt. Wel, we zitten aan de vooravond van de intocht van het volk Israël in het beloofde land Kanaän. Israël was uit Egypte getrokken, uit het slavenhuis, had voor straf veertig jaar rondgezworven door de woestijn, maar nu is het zover. Het land mag worden ingenomen.

Mozes is inmiddels opgevolgd door Jozua. Híj is geroepen om met het volk het land in te trekken. In het vorige hoofdstuk is te lezen, dat God hem daartoe aanmoedigt met deze belofte: 'Ga naar het land dat ik het volk van Israël zal geven. Elk stuk grond dat jullie zullen betreden geef ik jullie, zoals ik Mozes heb beloofd.' Die belofte wordt steeds herhaald: Gód zal het land geven. Het zal niet afhangen van de strategie of de militaire macht van Israël, maar van de belofte en de macht van God. Dat mag de bron zijn van hun vastberadenheid en standvastigheid.'

En in dat licht moeten we dan ook de uitzending van de twee spionnen zien. Zij moeten het hele gebied gaan verkennen, maar vooral Jericho. Maar waarom? Niet om zoveel mogelijk militair relevante informatie te verzamelen, zodat daarna een doeltreffende strategie kan worden bedacht. Nee, wat ze moeten gaan doen - en dat zal later heel duidelijk worden - is informatie verzamelen die het volk zal sterken in het vertrouwen dat de HEER een strategie heeft en dat hij zal overwinnen. De boodschap waarmee ze terug zullen komen is dan ook meer een profetische dan een militaire boodschap.

Het zou interessant zijn om een vergelijking te maken met de hele commotie rond de NSA-praktijken met telefonie en internet. Wat zit daar precies achter? Maar goed, dat laat ik nu maar even.
*De spionnen komen blijkbaar vrij gemakkelijk de stad Jericho binnen. Dat is opmerkelijk, want Jericho was een zwaar versterkte stad op een strategische ligging. Maar goed, eenmaal binnen vinden ze onderdag bij Rachab. Ze is, zo lezen we, een hoer, die haar diensten verleent vanuit een huis op of in de stadsmuur. Al gauw komt de koning erachter dat er spionnen zijn gesignaleerd en dan besluit Rachab om de mannen te verbergen. Waarom doet ze dat? Ik denk om twee redenen.

De eerste is, dat zij beseft dat de stad zal gaan vallen. In haar huis, dat zeer waarschijnijk ook een herberg was, waren steeds meer geruchten doorgedrongen over de bijzondere daden die het volk van Israël had verricht in de kracht van haar God. Zo was bekend geworden dat het volk op wonderbaarlijke wijze door de Rietzee was getrokken en dat twee koningen van de Amorieten, Sihon en Og, vernietigend waren verslagen. Door die berichten was de moed de inwoners van de stad in schoenen gezonken. Ze vreesden het allerergste. En dat allerergste was de vernietiging van de stad mét haar inwoners. In vers 10 wordt voor dat woord vernietiging een woord gebruikt dat ook wel met ban vertaald is. Dat is een belangrijk woord, want is een term uit de zogenaamde heilige oorlog. Nu is die term 'heilige oorlog' in onze tijd nogal beladen, vanwege het gebruik ervan in de Islam. Maar in Israël was de heilige oorlog in elk geval bedoeld om geweld te kanaliseren en onder het gezag van God te brengen. De regels van een heilige oorlog schreven voor, dat alles in de stad vernietigd moest worden en dat dus niets buitgemaakt mocht worden. De hele stad werd daarmee als het ware aan God geofferd, als erkenning dat híj de overwinning had behaald en niet het leger. Rachab gebruikt dat woord en weet dus wat er gaat gebeuren. Daar gaat ze op anticiperen.

Een meer positieve reden is, dat ze tot de erkenning is gekomen dat de God van Israël macht heeft over de hemel en de aarde. De goden die zij kende werd altijd maar een beperkt machtsgebied toegeschreven: of de hemel, of de aarde. Maar deze God regeert over alles en Rachab heeft een pril geloof in de HEER ontwikkeld. Dat blijkt uit haar woorden, maar ook uit haar daden. Ze verbergt de twee spionnen.


*Om de twee redenen die ik net noemde komt Rachab in actie. Ze gaat haar leven en dat van haar familie proberen te redden. En de manier waarop ze dat doet is heel krachtig. Ze is echt een powerhouse. Ze weet wat ze wil.

Maar als we goed lezen ontdekken we dat hier meer aan de hand is dan een onderhandeling op leven en dood. Helaas heeft de NBV het beetje wegvertaald, maar in vers 12 en vers 14 wordt een woord gebruikt dat eigenlijk het geheim van deze hele geschiedenis vormt. Het gaat om het Hebreeuwse woord chèsèd, dat zoiets betekent als verbondstrouw of genade. Het is een woord dat bij voorkeur voor God gebruikt wordt, om aan te duiden hoe trouw en genadig híj is.

Maar hier wordt het gebruikt door Rachab, in vers 12 en 13. Letterlijk zegt ze daar: Zweer toch bij de HEER, jullie God, dat ik jullie genade, verbondstrouw heb bewezen. Zweer het me en bewijs dan ook verbondstrouw, genade, aan het huis van mijn vader.

Wat Rachab hier dus eigenlijk vraagt is, dat zij, met haar hele familie zal worden opgenomen in het verbond dat de HEER met Israël gesloten heeft. Ze speelt daarbij hoog spel, want het verbond met Israël was echt een verbond van genade dat de HEER zonder voorwaarden vooraf met Israël sloot. Hij deed dat niet omdat Israël dat verbond verdiend had, maar eigenlijk zegt Rachab dat hier wel. Omdat ik verbondstrouw heb getoond geloof ik dat ik ook bij het verbond mag horen.

Maar hoog spel of niet, ze krijgt wat ze vraagt! De spionnen zweren op hun eigen leven dat ze gespaard zal worden, als ze zich tenminste aan de door hen gestelde voorwaarden houdt.
*Rachab sluit dus op het scherp van de snede een verbond met het volk Israël. Wat zijn daar de gevolgen van? Om dat te ontdekken moeten we verder kijken dan dit hoofdstuk, naar zowel het Oude als het Nieuwe Testament.

Eerst is er natuurlijk de vraag hoe het afloopt met haar en haar familie als de stad Jericho wordt ingenomen. Voor het antwoord moeten we naar hoofdstuk zes en daar horen we, in vers 15-27, het hele relaas van hun redding. Jozua onderstreept daar nog een keer dat de hele stad onder de ban moet vallen, maar dat alleen de hoer Rachab met haar hele familie in leven moet blijven. De twee verspieders worden er opuit gestuurd om de familie te gaan halen en ze een verblijf te geven in het kamp van Israël.

Maar dan staat er iets moois in 6:25. Dit is wat we daar lezen: 'Maar de hoer Rachab werd door Jozua gespaard, samen met iedereen die tot haar familie behoorde. Hun nakomelingen wonen tot op de dag van vandaag onder de Israëlieten.' Kijk, daar hebben we het: de hele familie van Rachab is opgenomen in het verbondsvolk en eeuwen later wordt hun naam nog met ere vermeld. Het verbond tussen Rachab en Israël is een blijvend verbond.

Maar het wordt nog bijzonderder, want ook in het Nieuwe Testament wordt Rachab genoemd. Drie keer maar liefst. Allereerst in de stamboom van Jezus zoals Mattheüs die heeft beschreven, maar daarna ook nog een keer in de brief aan de Hebreeën en de brief van Jacobus. Rachab blijkt uiteindelijk één van de voorlopers te zijn geweest van Jezus en alles wat door hem in beweging is gezet. En langs die lijn kunnen we dan ook een paar mooie verbindingen maken met ons eigen leven.

*De eerste verbinding loopt via Mattheüs 1:5, waar we Rachab tegenkomen in de stamboom van Jezus. We lezen daar: 'Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth (over haar gaat het volgende week), Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David.' Volgens Mattheüs werd Rachab dus de betovergrootmoeder van David. Ik laat alle discussies over de vraag of dit historisch bezien wel juist is nu even liggen en richt me op wat hier door Matteüs verkóndigd wordt. En dat is niet minder dan dit, dat Jezus is voortgekomen uit een mengelingen van echte Israëlieten en vreemdelingen zoals Rachab. En haar geval ook nog eens een vreemdeling met een discutabel beroep. En wat Mattheüs, die schreef voor Joodse lezers, daarmee wil zeggen is: Jezus is gekomen voor Joden én heidenen. Zijn leven was vanaf de geboorte met hen allen verbonden. En dat geldt tot de dag van vandaag. Voor ons is dát dan ook het goede nieuws van dit Adventsverhaal over Rachab: het gaat ook over ons. Ook wíj mogen deel uitmaken van dat verbond, waar Rachab onderdeel van werd. Jezus is gekomen om - en zo eindigt het Mattheüsevangelie - alle volken tot zijn leerlingen te maken. Hij is de belichaming van de verbondstrouw en de genade die bedoeld is voor alle volken en dus ook voor ons.

De tweede verbinding loopt via de brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 11, vers 31. Daar lezen we: 'Door haar geloof ontving de hoer Rachab de verkenners gastvrij in haar huis en is ze niet met de ongehoorzame bewoners van haar stad omgekomen.' Rachab wordt hier dus een gelovige genoemd. Het opnemen van die spionnen werd ingegeven door haar geloof en zo werd ze gered. En daar is ze dus een voorbeeld in voor ons, van een vrouw die geloofde in haar redding. En dat is ook voor ons van levensbelang, dat we gelóven in de redding die we vinden bij God door Jezus Christus. Geloven in christelijke zin is veel meer dan troost of inspiratie, het is en geloof dat redt van de dood en het oordeel. Geloven in Christus is geloven op het scherp van de snede, geloven op leven en dood. Natuurlijk, zo ervaren we dat niet elk moment of elke dag, maar het wel wat er volgens het Evangelie achter en onder zit. Het is dan ook goed om een voorbeeld te nemen aan Rachab, die niet opgaf voor ze zeker wist dat zij en haar hele familie gered was. Is dat ook een beschrijving van ons geloof, of zijn we als het er op aankomt veel gemakzuchtiger en onverschilliger?

De derde verbinding loopt via Jacobus 2:22-26. In dat hele hoofdstuk gaat het erom dat geloof nooit zonder daden kan. Geloof zonder gehoorzame daden is dood, zegt Jacobus keer op keer. En wat hem betreft is Rachab een voorbeeld van hoe daadwerkelijk geloof eruit ziet. Hij zegt in vers 25: 'Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg liet vertrekken?' Met andere woorden: ze gelóófde niet alleen dat de God van Israël de God van hemel en aarde was, maar ze handelde er ook naar. Als ze die mannen niet gered had, was ook zij niet gered geweest. En Jacobus zegt: laat Rachab -en hij zet haar nota bene op één lijn met Abraham! - voor ons een aanmoediging zijn om een levend en daadwerkelijk geloof te hebben. Laat geloof en handelen hand in hand gaan, zegt hij ook, en laat het geloof vervolmaakt worden door daden. Ook dit is weer een oproep om niet vrijblijvend te geloven, maar de daad bij het woord te voegen.





*Rachab is zo de tweede vrouw in de stamboom van Jezus over wie we juist in de Adventstijd mogen nadenken. Door Rachab begrijpen we hoe God zijn beloften over de komst van de messias waarmaakt. Door Rachab leren we daadwerkelijk geloven in de God die ook ons redt. Rachab helpt ons Advent te vieren.

woensdag 4 december 2013

21 grams - Alejando González Iñárritu, Krzysztof Kieślowski

Tijdens een Bijbelstudieavond over christelijke toekomstverwachting kregen we het over de begrippen ‘hart’ en ‘ziel’. Het werd een levendige discussie, over de vraag of het hart meer is dan een spier en of de ziel ergens aanwijsbaar aanwezig is in ons lichaam. In dat verband noemde iemand de film 21 Grams, met de vermelding dat de titel slaat op het gewicht dat een mens op het moment dat hij sterft zou verliezen, hetgeen voor Duncan MacDougall in 1907 het bewijs was voor het bestaan de van de (onsterfelijke) ziel.
Ik was dus wel benieuwd naar deze film en besloot hem te gaan kijken. Daar heb ik zeker geen spijt van, hoewel de film me niet heel veel verder bracht in het denken over het hart en de ziel. Hoewel …

Wat allereerst opvalt in de film is de non-lineaire vertelstructuur. Allissa Quart gebruikte in haar recensie van de film Happy Endings (2005) de term  de term hyperlink cinema. Het is een filmische manier van vertellen waarbij het verhaal van verschillende karakters door middel van flasbacks en flashforwards wordt verteld. Het idee achter deze vertelvorm is, dat we in een postmoderne cultuur niet langer als een alwetende verteller een lineair verhaal kunnen vertellen. We worden als kijker als het ware zozeer in het verhaal getrokken dat ook wij geen overzicht meer hebben over de lijn en de richting van het verhaal. Dit betekent dus, dat er maar heel moeilijk een zinvol verband kan worden waargenomen tussen de verschillende gebeurtenissen.  Aan het einde van de film blijven ons dan ook vooral fragmenten bij, met hooguit flarden van betekenis.

Het verhaal gaat over drie hoofdpersonen, van wie de levens als gevolg van een fataal auto-ongeluk met elkaar verbonden raken. Dat ongeluk wordt veroorzaakt door Jack Jordan (Benicio del Toro), een voormalige alcoholverslaafde, die inmiddels een born-again christian is en door de kracht van het geloof zijn leven probeert op te bouwen. Op een dag rijdt hij met zijn truck de echtgenoot en de twee kinderen van Christina Peck (Naomi Watts) dood. En Paul Rivers (Sean Penn), die lijdt aan een hartkwaal, krijgt dan het hart van de overledene.

Op deze manier is het verhaal snel verteld, maar door de vertelstructuur ontstaat een subtiel spel met betekenissen en duidingen. Als kijker vraag je je voortdurend af waar je nu precies zit in het verhaal, maar dat helpt wel om je goed bewust te zijn van de gevolgen van het ongeluk in de levens van deze drie mensen. Erg hoopvol is het allemaal niet. Christina wil eerst niet veel weten van een zware straf voor de dader – ze krijgt er immers haar geliefden niet door terug. Maar in de loop van de film raakt ze verstrikt in wraakzucht, met als gevolg zware verslaving aan drugs en drank. Paul wordt verliefd op Christina – hij heeft immers het hart van haar echtgenoot in zich – maar uiteindelijk begeeft dit hart het, het wordt afgestoten. Heel symbolisch allemaal, maar verder niet uitgewerkt. Jacks geloof wordt zwaar op de proef gesteld, hij lijkt het uiteindelijk helemaal te verliezen. Of toch niet?

Geen van de drie personages is helemaal goed of slecht. Dat is ook precies de bedoeling van de regisseur, Alejando González Iñárritu. Hij zegt ergens: ‘No one is simply good or bad. We are just floating in an immense universe of circumstances. I like to show their weaknesses and their strengths without judging them, because only then can they reveal things about our human condition'.

Aan het slot van de film sterft Paul. Liggend op de intensive care horen we hem denken, over leven en dood, en over de ziel. Dit is wat hij zegt:  'How many lives do we live? How many times do we die? They say we all lose 21 grams at the exact moment of our death . . . Everyone. How much fits in 21 grams? How much is lost? When do we lose 21 grams? [image of smiling Cristina as she leaves saying goodbye to her sister, which corresponds in time to the exact moment that her family are being run over] How much goes with them? How much is gained? 21 grams - the weight of a stack of nickels, the weight of a chocolate bar, the weight of a hummingbird. How much do 21 grams weigh?'
Als ik het goed begrijp is de boodschap, dat de ziel als het ware overgaat van de doden naar de levenden. Wat dat precies weegt en wat de ander daarmee wint laat hij in het midden. Een commentator omschrijft het zo: 21 Grams suggests that the differential is not necessarily lost in the soul of the one who dies, but is carried by those who survive and have to continue life with loss. Each character is living with death or dying in some way. Cinematographer Rodrigo Prieto says that, 'It's death that pushes things forward in their lives. Through death, they discover life.

Een hemelse bestemming voor de ziel kent deze film dus niet. Onze enige hoop is, dat het leven doorgaat, hetgeen wordt gesymboliseerd in het beeld van de zwanger Christina in de kamer van haar overleden kind. En van Jack, die toch weer naar huis gaat, om zijn leven met zijn gezin op te pakken. Een mooi gegeven, maar vanuit christelijk perspectief aan de magere kant.


zondag 1 december 2013

Prekenserie Vrouwen uit de stamboom van Jezus - Tamar (Genesis 38 & Matteus 1:1-6

In de stamboom van Jezus, zoals de evangelist Mattheüs die beschrijft, komen vier vrouwen voor. Stuk voor stuk zijn het vrouwen met een bijzonder verhaal. En stuk voor stuk zijn het verhalen die het voor ons gevoel nogal onwaarschijnlijk maken dat juist déze vrouwen tot de voorouders van Jézus worden gerekend. Dát dat zo is, zegt echter meteen iets over het Evangelie, het goede nieuws van Jezus, dat we in deze Adventstijd overdenken. Het Evangelie zet de wereld vaak op zijn kop, doordat de meest onwaarschijnlijke mensen en gebeurtenissen een sleutelrol in de geschiedenis krijgen. Juist dáár schuilt dan ook de hoop in en de verwachting die ook wij uit die Adventsgeschiedenissen mogen putten.

Vandaag zetten we de schijnwerper op de eerste vrouw die Mattheüs noemt: Tamar. Tamar was een Kanaänitische vrouw, die door een huwelijk met de zoon van Juda in de familiekring van het nog prille volk Israël terecht komt. Dat volk is daarom nog zo pril, omdat het nog maar een paar generaties geleden is dat God Abraham riep en hem de belofte gaf dat hij zijn God wilde zijn én dat uit hem een heel volk zou voortkomen waarmee God een speciale bedoeling had.

Je zou dus verwachten deze Tamar volop geluk ten deel zal vallen, maar het tegendeel is het geval. De ene ramp volgt op de andere en uitgerekend door haar schoonvader wordt ze op een bepaald moment domweg aan de kant gezet. Maar wat mensen ten kwade bedenken, wordt door God ten goede gekeerd en Tamar wordt recht gedaan. Dat maakt dit tot een echte Adventsgeschiedenis met een indrukwekkende Adventsboodschap. Laten maar eens goed kijken wat hier gebeurt.



*Het verhaal begint met Juda, de zoon van Jakob. Die besluit op een dag om de wereld in te trekken en vriendschap te gaan sluiten met anderen. Hij sluit zich aan bij Chira, een man uit Adullam en waarschijnlijk betekent dat dat ze samen een zaak beginnen. En zoals dat gaat: in Adullam valt hij voor een vrouw, waar hij mee trouwt en waar hij kinderen mee krijgt. Vanaf het begin staat er een enorme spanning op het hele gebeuren, want Juda, de man die drager was van Gods beloften aan Abraham, lijkt zich aan de gemeenschap van die beloften te onttrekken. En in de bijbel rust daar meestal geen zegen op.

Maar goed, het verhaal spitst zich toe op de vrouw van zijn oudste zoon Er. Die Er raakt blijkbaar helemaal van God los en als gevolg daarvan sterft hij. Hoe dat zit en kan roept natuurlijk meteen allerlei vragen op, maar die moet ik nu laten liggen. Waar het vandaag om gaat is, dat na de dood van Er een gebruik uit die dagen van kracht wordt, wat inhoudt dat de volgende zoon – Onan in dit geval- de plaats van zijn overleden broer inneemt. Later zal dit gebruik ook een plek krijgen in de Thora, onder de naam zwagerhuwelijk.  De gedachte daarachter was, dat er op die manier een kind zou kunnen komen dat op naam van de eerste man zou komen te staan, zodat deze het geslacht kon voortzetten.

In dat licht snappen we dan ook waarom het handelen van Onan zo zwaar wordt aangerekend. Telkens als hij gemeenschap met Tamar heeft gaat hij - om het maar even plat te zeggen - voor het zingen de kerk uit en laat zijn zaad op de grond terecht komen. Heel lang is in de kerk geleerd dat het in dit verhaal over zelfbevrediging  zou gaan. Het inmiddels verouderderde woord 'onanie' - tegenwoordig noemen we dat masturbatie- komt dan ook van de naam Onan. Maar over zelfbevrediging gaat het hier dus niet, het gaat erover dat Onan zich aan zijn zwagerplicht onttrekt. Dat komt ook hem duur te staan en dan is voor Juda de maat vol. Hij zegt: Tamar, jij moet maar een tijdje terug naar huis, om dat wachten tot de volgende zoon oud genoeg is. Maar hij bedoelt natuurlijk: daar ga ik mijn derde zoon niet aan wagen. En zo wordt Tamar uitgerangeerd.


*Ja, dat is wat er gebeurt. Tamar wordt uitgerangeerd. Ze wordt het slachtoffer van drie mannen in haar leven.

Eerst van haar eerste echtgenoot, Er. Wat hij precies op zijn geweten had weten we niet, maar in elk geval was het kwaad in de ogen van de Heer. Hij doet Tamar dus op een indirecte manier kwaad, namelijk door zich niets aan te trekken van God of gebod. Dat kost hem zijn leven, maar raakt Tamar ook diep.

Vervolgens wordt ze het slachtoffer van haar tweede echtgenoot, Onan. Hij doet Tamar op een heel directe manier kwaad, want hij onthoudt haar (en de familie) waar ze recht op heeft: een kind.

En tenslotte wordt ze het slachtoffer van haar schoonvader. Hij kiest voor zijn eigen belang en gaat daarmee in tegen de verordeningen van zijn tijd. Misschien dacht hij dat de dood van zijn zoons iets te maken had met deze vrouw, dat ze kwade krachten bezat. We weten het niet, maar feit is wel dat Tamar terug kan naar haar vader en moeder. Als verloofde van Sela, weliswaar, maar wat die belofte waard is?

Het slachtoffer van mannen. Ik moet zeggen dat ik als man heel erg geraakt word door dit verhaal. Want ik besef maar al te goed, dat wat hier beschreven wordt maar niet een incident is, maar voor zoveel vrouwen in door de eeuwen heen bittere realiteit. Wij mannen hebben vrouwen zo vaak en zo vreselijk tekort gedaan, met onze vermeende rechten of onze hoogmoedige zonden, daar zijn gewoon geen woorden voor. Maar dit verhaal geeft er woorden aan, misschien ook wel aan de pijn en het verdriet van veel vrouwen die hier vanmorgen zijn. Dat wil ik om te beginnen maar benoemen.



*Tamar wordt dus slachtoffer van tenminste drie mannen. Maar met des te meer bewondering zit ik dan te kijken naar de manier waarop Tamar zich daar onderuit vecht. Tamar is namelijk een sterke vrouw, die niet van plan is zich zomaar aan de kant te laten zetten, als willoos slachtoffer. Tamar bedenkt een list!

Op een dag krijgt ze te horen dat haar schoonvader op weg is naar wat waarschijnlijk een schaapsscheerdersfeest is. Juda is inmiddels weduwnaar geworden en heeft de in die tijd verplichte rouwperiode afgesloten. Nu is het tijd voor een feestje, het leven gaat door.

En dat brengt Tamar op een plan. Rondom dat soort feesten waren in die tijd namelijk ook altijd prostituees te vinden. Dat waren echter geen gewone prostituees, maar gewijde prostituees, die vaak aan een heiligdom verbonden waren. En het idee was, dat seksuele gemeenschap met een van die dames de vruchtbaarheid zou bevorderen, bijvoorbeeld van de schaapskudde. En als zo'n gewíjde prostitituee verkleedt Tamar zich, zo blijkt uit het Hebreeuwse woord wat hier gebruikt wordt.

Nou, om een lang verhaal kort te maken: het plan werkt. Juda ziet haar zitten en na de lange rouwperiode waarin er geen vrouw in zijn leven was wordt zijn begeerte aangewakkerd. Hij vraagt of ze hem van dienst wil zijn en ze sluiten een deal. De prijs is een geitenbokje, de normale prijs in die tijd, zoals blijkt uit Ri. 15, een verhaal over Simson. Dat bokje zegt Juda toe, maar Tamar - ook niet gek- eist een onderpand en dat krijgt ze. Zijn staf en het snoer met zijn zegel, dat er ongeveer zo uit zag (foto). Daarna hebben ze gemeenschap en Tamar wordt zwanger. Daar was het haar om te doen. Haar plan is gelukt. Ze zal een kind krijgen, een kind dat de naam van haar eerste man zal krijgen.


*Maar de climax van het hele verhaal moet nog komen. De eer van Tamar moet nog hersteld worden. En dat gebeurt op twee manieren.

Om te beginnen komt Juda tot de erkenning dat Tamar rechtvaardig is en hij niet. Maar het gaat echt over het randje. Als bekend wordt dat Tamar zwanger is, komt de geruchtenmachine op gang en gebeurt wat in moslimlanden nog steeds gebeurt: Tamar wordt beschuldigd van hoererij en ter dood veroordeeld. Opnieuw dreigt ze het slachtoffer te worden, nu van een cultuur waarin mannen hun gang kunnen gaan en vrouwen altijd het onderspit delven. Maar als Tamar Juda confronteert met zijn eigen daad, erkent hij eerlijk dat hij fout was en zij niet. In vers 26 zegt hij ‘zij is onschuldig, maar ik niet’.  Maar de Naardense bijbel vertaalt het veel letterlijker zó: ‘Een rechtvaardige is zij en ik niet, omdat ik haar niet heb gegeven aan mijn zoon Sela!’ Een rechtvaardige is zij. Is dat niet prachtig? Tamar is een tsaddik, een rechtvaardige. Iemand die dus behoort tot de degenen die Gods wil zoeken en doen. Het is de hoogste onderscheiding die een mens in het OT kan krijgen. Een rechtvaardige is zij. En de verteller van het verhaal neemt de kwalificatie over. Groter eerherstel is niet denkbaar.

De tweede manier waarop ze eerherstel krijgt is met de geboorte van haar kinderen. Tamar blijkt een tweeling te verwachten. Bij de geboorte vindt nog weer eens zo’n omkering plaats die we ook bij andere tweelingen tegenkomen: het kind dat als eerste een handje naar buiten steekt wordt op het nippertje nog ingehaald door zijn broertje. Die jongste krijgt de naam Peres – doorbraak betekent die naam. En dit kind zal het eerherstel voor Tamer groter maken dan ze ooit zal kunnen beseffen: hij zal de stamvader worden van Boaz, van David en van Jezus. Tamar wordt een aartsmoeder van Israël en uit haar worden koningen en uiteindelijk de Messias geboren!

*Wat een bijzonder verhaal is dit he? Ontroerend mooi gewoon. Wat zou dit voor ons kunnen betekenen?

Om te beginnen denk ik dit: dit verhaal leert ons hoe de rechtvaardigheid van God werkt. De bijbel neemt het hier echt op voor het recht van deze vrouw tegenover het onrecht dat haar door mannen wordt aangedaan. Als we echt willen begrijpen hoe bijzonder dit is en hoe heftig, dan moet je je goed bedenken dat deze geschiedenis zich afspeelt in een patriarchale samenleving, waar mannen het in veel opzichten voor het zeggen hadden. Zo’n samenleving als we ze nu in allerlei islamitische landen vinden. Zoals we weten vinden we ook in de bijbel allerlei sporen van die patriarchale samenleving terug, maar hier neemt de bijbel het dus echt op voor de vrouw. Dat ze zich niet willoos aan de kant laat zetten of sprakeloos naar de brandstapel laat leiden wordt niet veroordeeld, maar juist erkend als een daad van een tsaddik, een gehoorzame aan de tora. Ik denk dus ook dat alle vrouwen in de wereld hier moed uit kunnen putten wanneer ze het slachtoffer zijn geworden of dreigen te worden van mannen. Ze mogen zich aangemoedigd weten om op te staan en hun recht te zoeken, in de zekerheid dat God achter hen staat. En mannen worden gewaarschuwd (hun) vrouwen niet tekort te doen, maar ze juist recht te doen naar Gods wil. Zij is een rechtvaardige en ik niet. Laat dat zinnetje voor ons allemaal een herinnering zijn aan Gods doel met mannen en vrouwen.

Een tweede toepassing gaat over de manier waarop God zijn plannen en beloften vervult. Daarover gaat het eigenlijk de hele bijbel door, maar vooral in Adventsverhalen. Het thema wat steeds terugkeert is, dat mensen in onmogelijke situatie terecht komen, waar dan de belofte van God tóch niet op stukloopt! Wat is de belofte van God achter dit verhaal? Nou, dat is de belofte die God aan Abraham gaf, dat uit hem een groot volk zou voortkomen, dat een zegen zou zijn voor alle volken. Maar door het gedoe van die mannen rondom Tamar komt juist die belofte op het spel te staan. Als het aan hen had gelegen was de lijn van de generaties doorbroken. Maar gelukkig lag het niet aan hen, maar pakte God die lijn weer op, met behulp van een onwaarschijnlijke list van Tamar. En daarom voeden die Advenstverhalen ook altijd weer onze hoop: als onze wegen dood lijken te lopen, is God bij machte toch weer een nieuwe weg te openen, richting zijn toekomst. En zo zal het gaan, met het hele plan van God, daar lijkt soms ook niks van terecht te komen of over te blijven. Maar Gods beloften zúllen vervuld worden.

En dan tenslotte: het is zo veelzeggend, dat deze geschiedenis van Tamar deel uitmaakt van de voorgeschiedenis van Jezus. Zijn hele stamboom zit vol met dit soort bizarre geschiedenissen die je niet zou bedenken. En dat is nou precies wat Jezus zo typeert: wie hij is en wat hij komt doen dat bedenk je niet. Dat kon God alleen bedenken. Hij is de rechtvaardige bij uitstek, degene die de wil van God op volmaakte wijze zal vervullen. En in die vervulling neemt hij dus al die kromme geschiedenissen van ons mensen mee. Die van Tamar, maar ook die van Juda en – zo mogen we hopen – zelfs die van Er en Onan. En dus ook die van u en jou en mij. Als Jezus al die geschiendenissen tot de zijne heeft gemaakt – en omgekeerd: als die geschiedenissen Jezus maakten tot wie hij is – dan mogen we hopen en geloven dat dat ook voor ónze levensgeschiedenis geldt. Ons hele leven, met al die momenten dat ook wij van het padje raakten, ons niet aan Gods bedoelingen hielden, onrecht leden en de kracht vonden om ons recht te zoeken, dat hele leven heeft Jezus opgenomen in het zijne. En zo wil hij ook ons tot rechtvaardigen maken, door ons hele bestaan voor zijn rekening te nemen. Dat is wat Advent ons doet geloven en verwachten.

Amen

maandag 25 november 2013

Gijsbrecht van Amstel - Het Toneel Speelt - Stadsschouwburg 3 januari 2013

(Dit stuk schreef ik, voor eigen gebruik, een paar dagen na de voorstelling in januari. Met het oog op het Zondagavondgesprek met Ronald Klamer, op 1 december 2013, publiceer ik het nu alsnog)


Ik had me toch een beetje ingesteld op een typisch klassieke avond: je wéét dat het belangrijk is , maar je hart, je gevoel komt er niet in mee. Dat pakte heel anders uit: deze Gijsbrecht kwam dichtbij, ontroerde, sleepte mee. Daartoe droegen zeker de indrukwekkende reien van Willem Jan Otten  bij. De wonderlijke kracht van zijn poëzie verbond zich natuurlijkerwijs me die van Vondel en ontroerde zelfs zonder dat ik er alles van begreep. Bij nader inzien (ik vond de teksten op internet) school het geheim ook ditmaal -zoals zo vaak bij Otten - in de incarnatie, van de menswording van God. De geboorte van Christus, in kwetsbaarheid maar ook met alle geweld, als door de dood heen, wordt door Otten subtiel en rijk verbonden met de wedergeboorte van de verwoeste stad Amsterdam. De geboorte van Christus luidt de wedergeboorte van de verwoeste stad als het ware in. Vondel richtte zich meer op de vermoorde kinderen, de martelaren, die voorlopers waren van de martelaren die het zaad van de kerk zouden worden.

Het was een bijzondere ervaring, om in mijn eigen stad, waar God en kerk steeds meer naar de marge worden geduwd, zo'n theocentrisch en christocentrisch getuigenis mee te maken. En nog wel in het hart van de Amsterdamse cultuur, in de Stadsschouwburg. In deze versie van de Gijsbrecht, die zich waarlijk bekommert om de traditie en de vertolking daarvan, wordt het diepe geheim van Vondels leven en werk niet verzwegen of weg-geïnterpreteerd, maar juist vertolkt. Ik hoop dat deze Gijsbrecht nog jaren op de planken van Stadschouwburg zal staan.

Voor de voorstelling sprak ik even met Ronald Klamer, de artistiek directeur van Het Toneel Speelt. Hij had een inleiding op de voorstelling gegeven. Ik beloofde hem, mijn reactie naar hem toe te sturen. Die reactie voeg ik hier nog toe.

Om te beginnen ben ik verrast door de zeggingskracht van jullie vertolking. Ik had me mentaal voorbereid op een ervaring zoals ik die vaak heb bij klassiekers (boeken, films, toneelstukken): je weet dat het belangrijk is, maar je ervaart dat niet direct zo vanwege de afstand. In jullie interpretatie werd de afstand voor mij (en voor mijn echtgenote en een bevriend stel) op een natuurlijke manier overbrugd.  En dat terwijl jullie er niet voor kozen om helemaal aan de kant van de toeschouwer te gaan zitten, maar juist trouw te blijven aan tekst en de denkwereld van Vondel. Het stuk behield daarmee ook zijn theologische lading, hetgeen mij als predikant natuurlijk goed deed. Eerlijk gezegd vond het ik ronduit ontroerend dat in het hart van onze stad zo'n theologisch geladen stuk op de planken stond en dat jullie daar ook ambassadeurs van willen zijn. Je zei aan het eind van ons gesprekje: in feite zijn we gewoon met hetzelfde bezig en dat was ik wel met je eens. Oude teksten zo vertolken dat we ze geen geweld aan doen maar wel verstaanbaar laten worden, dat is de uitdaging.

De theologische lading werd uiteraard nog versterkt door de formidabele reien van Willem Jan Otten. Het was voor het eerst dat ik ze hoorde, maar ze grepen me meteen bij de kladden. Dat Otten er ook  hier voor gekozen heeft om het geheim van de incarnatie centraal te stellen vond ik indrukwekkend maar ook heel effectief. Vondel verbindt, als ik hem goed begrijp, de ellende van de stad vooral met de ellende van de door Herodes getroffen moeders. Een sterke en ontroerende identificatie van menselijk leed in verschillende tijden, maar Otten zoekt de verbinding via Christus zelf. Zijn geboorte, zijn vleeswording, betekent voor hem dat Christus zich identificeert met de dood en het verderf van die kerstnacht in Amsterdam. En door dat te doen kan hij, in de diepte, al over wedergeboorte en Pasen spreken. Bij Otten wordt het zo Kerst en Pasen op één dag, of ga ik nu te ver? Hoe dan ook: de benadering van Otten vanuit het hart van de klassieke Christologie geeft aan zijn reien (en het hele stuk) een enorme diepgang, zeker omdat het ook gewoon prachtige poëzie is. Prachtig voorgedragen ook.

En dan jullie keuze om de engel te vervangen door de geest van de verkrachte claris. Wat mij betreft een gouden greep, want op deze manier komt de 'bode van de opstanding' (want dat is ze toch) veel dichter bij de Opgestane te staan. De engel komt uit den hoge en representeert de hemelse heerlijkheid zonder noodzakelijke verbinding met geteisterde aarde. Sinds de vleeswording van Christus is de hemel echter juist verbonden met de aarde en dat representeerde deze bode voor mij. Ze droeg, delend in het hemelse leven, in feite de stigmata en en kon zo een overtuigende bode van de opstanding worden. Wat mij betreft een onvergetelijke scène!