maandag 25 november 2013

Gijsbrecht van Amstel - Het Toneel Speelt - Stadsschouwburg 3 januari 2013

(Dit stuk schreef ik, voor eigen gebruik, een paar dagen na de voorstelling in januari. Met het oog op het Zondagavondgesprek met Ronald Klamer, op 1 december 2013, publiceer ik het nu alsnog)


Ik had me toch een beetje ingesteld op een typisch klassieke avond: je wéét dat het belangrijk is , maar je hart, je gevoel komt er niet in mee. Dat pakte heel anders uit: deze Gijsbrecht kwam dichtbij, ontroerde, sleepte mee. Daartoe droegen zeker de indrukwekkende reien van Willem Jan Otten  bij. De wonderlijke kracht van zijn poëzie verbond zich natuurlijkerwijs me die van Vondel en ontroerde zelfs zonder dat ik er alles van begreep. Bij nader inzien (ik vond de teksten op internet) school het geheim ook ditmaal -zoals zo vaak bij Otten - in de incarnatie, van de menswording van God. De geboorte van Christus, in kwetsbaarheid maar ook met alle geweld, als door de dood heen, wordt door Otten subtiel en rijk verbonden met de wedergeboorte van de verwoeste stad Amsterdam. De geboorte van Christus luidt de wedergeboorte van de verwoeste stad als het ware in. Vondel richtte zich meer op de vermoorde kinderen, de martelaren, die voorlopers waren van de martelaren die het zaad van de kerk zouden worden.

Het was een bijzondere ervaring, om in mijn eigen stad, waar God en kerk steeds meer naar de marge worden geduwd, zo'n theocentrisch en christocentrisch getuigenis mee te maken. En nog wel in het hart van de Amsterdamse cultuur, in de Stadsschouwburg. In deze versie van de Gijsbrecht, die zich waarlijk bekommert om de traditie en de vertolking daarvan, wordt het diepe geheim van Vondels leven en werk niet verzwegen of weg-geïnterpreteerd, maar juist vertolkt. Ik hoop dat deze Gijsbrecht nog jaren op de planken van Stadschouwburg zal staan.

Voor de voorstelling sprak ik even met Ronald Klamer, de artistiek directeur van Het Toneel Speelt. Hij had een inleiding op de voorstelling gegeven. Ik beloofde hem, mijn reactie naar hem toe te sturen. Die reactie voeg ik hier nog toe.

Om te beginnen ben ik verrast door de zeggingskracht van jullie vertolking. Ik had me mentaal voorbereid op een ervaring zoals ik die vaak heb bij klassiekers (boeken, films, toneelstukken): je weet dat het belangrijk is, maar je ervaart dat niet direct zo vanwege de afstand. In jullie interpretatie werd de afstand voor mij (en voor mijn echtgenote en een bevriend stel) op een natuurlijke manier overbrugd.  En dat terwijl jullie er niet voor kozen om helemaal aan de kant van de toeschouwer te gaan zitten, maar juist trouw te blijven aan tekst en de denkwereld van Vondel. Het stuk behield daarmee ook zijn theologische lading, hetgeen mij als predikant natuurlijk goed deed. Eerlijk gezegd vond het ik ronduit ontroerend dat in het hart van onze stad zo'n theologisch geladen stuk op de planken stond en dat jullie daar ook ambassadeurs van willen zijn. Je zei aan het eind van ons gesprekje: in feite zijn we gewoon met hetzelfde bezig en dat was ik wel met je eens. Oude teksten zo vertolken dat we ze geen geweld aan doen maar wel verstaanbaar laten worden, dat is de uitdaging.

De theologische lading werd uiteraard nog versterkt door de formidabele reien van Willem Jan Otten. Het was voor het eerst dat ik ze hoorde, maar ze grepen me meteen bij de kladden. Dat Otten er ook  hier voor gekozen heeft om het geheim van de incarnatie centraal te stellen vond ik indrukwekkend maar ook heel effectief. Vondel verbindt, als ik hem goed begrijp, de ellende van de stad vooral met de ellende van de door Herodes getroffen moeders. Een sterke en ontroerende identificatie van menselijk leed in verschillende tijden, maar Otten zoekt de verbinding via Christus zelf. Zijn geboorte, zijn vleeswording, betekent voor hem dat Christus zich identificeert met de dood en het verderf van die kerstnacht in Amsterdam. En door dat te doen kan hij, in de diepte, al over wedergeboorte en Pasen spreken. Bij Otten wordt het zo Kerst en Pasen op één dag, of ga ik nu te ver? Hoe dan ook: de benadering van Otten vanuit het hart van de klassieke Christologie geeft aan zijn reien (en het hele stuk) een enorme diepgang, zeker omdat het ook gewoon prachtige poëzie is. Prachtig voorgedragen ook.

En dan jullie keuze om de engel te vervangen door de geest van de verkrachte claris. Wat mij betreft een gouden greep, want op deze manier komt de 'bode van de opstanding' (want dat is ze toch) veel dichter bij de Opgestane te staan. De engel komt uit den hoge en representeert de hemelse heerlijkheid zonder noodzakelijke verbinding met geteisterde aarde. Sinds de vleeswording van Christus is de hemel echter juist verbonden met de aarde en dat representeerde deze bode voor mij. Ze droeg, delend in het hemelse leven, in feite de stigmata en en kon zo een overtuigende bode van de opstanding worden. Wat mij betreft een onvergetelijke scène!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten