donderdag 12 december 2013

Martien E. Brinkman – Jezus incognito De verborgen Christus in de westerse kunst vanaf 1960





In 2003 hoorde ik, in New York, voor het eerst Tim Keller preken. Wat me enorm raakte in zijn preek was de manier waarop hij een aantal voorbeelden uit literatuur en film besprak. Het waren voor hem maar niet wat leuke illustraties om zijn eigen verhaal kracht mee bij te zetten, nee, hij was er echt mee in gesprek. De voorbeelden die hij noemde wierpen een nieuw licht op de persoon en het werk van Jezus Christus en tegelijkertijd kregen ze zelf in het licht van Christus ook een diepere en rijkere betekenis. Ik vond de manier waarop Keller Christus in gesprek bracht met de cultuur uiterst inspirerend en het wekte mijn verlangen zoiets in mijn eigen preken en theologische doordenking ook te doen.
De jaren daarna lukte het mij soms om te doen wat Keller deed, maar ik kwam er ook wel achter dat het echt een hele kunst is om dit gesprek tussen Christus en de cultuur aan te gaan. Je hebt er om te beginnen een goed instrumentarium voor nodig, anders kijk je er in de boeken die je leest en de films die je ziet finaal langsheen. Maar waar vind je dat instrumentarium?

Ik vond het tot nu toe in de essays van Willem Jan Otten, die een meester is het hierboven beschreven gesprek. Het literaire tijdschrift Liter (volgens mij een van de beste literaire tijdschriften van ons land) is voor mij ook een zeer inspirerende gids op dat gebied. Maar in dit rijtje past zeker ook het in 2012 verschenen boek Jezus incognito van hoogleraar interculturele theologie aan de VU Martien Brinkman.

De ondertitel van zijn boek is: de verborgen Christus in de westerse kunst vanaf 1960. Die woorden zijn veelzeggend en worden in het boek ook waargemaakt.  Brinkman ontwikkelt een handzaam instrumentarium om in literatuur, films en beeldende kunst sporen van Christus te vinden. Het doel van die zoektocht is niet, om een plaatje bij een theologisch praatje te vinden.  Dat dit vaak gebeurt is nu juist zijn verwijt aan de theologie en hij wil dan ook echt een stap verder gaan. De vaak verborgen sporen van Christus in de kunst helpen de theologie namelijk om de betekenis van Christus op het spoor te komen en dingen die we over het hoofd zagen alsnog te ontdekken.

Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium van Brinkman zijn de vier kenmerken van Jezus’ leven: een roeping van hogerhand, een boodschap van een radicaal andere wereld, een eveneens van hogerhand ingegeven levensinzet ten behoeve van anderen en een levensvoltooiing, hem geschonken over de grens van de eigen dood heen.  Aan de hand van dit instrumentarium komt hij tot de volgende conclusie: ‘Filmmakers, schrijvers en beeldend kunstenaars hebben met deze kenmerken op hun netvlies steeds weer geprobeerd menselijke surpluservaringen met deze Jezus in verband te brengen.’

Een ander onderdeel van het instrumentarium wordt gevormd door vier transcendentie-opvattingen die hij formuleert. Doorgaans wordt met transcendentie ‘de nabijheid van het oneindige, het heilige, het onschendbare, het genadige of het eeuwige’ bedoeld. Denkend over Jezus komt hij dan op vier mogelijke opvattingen van zijn transcendentie. Allereerst een radicale transcendentie, zijn bestaan dat zich radicaal van het onze onderscheidt.  Wanneer we deze opvatting alleen horizontaal invullen noemen we het de transcendentie van het anders-zijn.  Maar zijn geheim is ook op te vatten als de dieptedimensie van ons bestaan. Dat noemt Brinkman de immanenente transcendentie.  De meest strikte opvatting hiervan kan dan weer radicale immanentie worden genoemd.

Met dit soort instrumenten in de hand gaat Brinkman allereerst aan de slag met vier films: Babette’s Feast (Gabriel Axel), Avondmaalsgasten (Ingmar Bergman), A Short Film About Love (Krysztof Kieslowski) en Breaking the Waves (Lars von Trier).  In kende de films alle vier, maar had zonder het instrumentarium van Brinkman heel veel verborgen Christus-elementen over het hoofd gezien. Als voorbeeld een klein stukje over Babette’s Feast . ‘In Babette’s Feast is het duidelijk dat Babette de enige is die de Christusrol vervult. Zij spreidt een groot roepingsbesef ten toon. Dat besef reikt zelfs over haar dood heen. Haar boodschap is het meest impliciet. Ik ben geneigd er drie aspecten in te herkennen: de overvloedigheid van het maal staat symbool voor de oneindigheid van Gods genade waar de generaal over sprak.  Vervolgens staat het feit van het maal zelf symbool voor het tastbare, concrete karakter van het heil. En tenslotte staat de brug die deze maaltijd slaat met haar geliefden, en ook met haar vijanden uit het verleden, model voor de verzoening tussen de leden van de geloofsgemeenschap in het heden. Nieuw is dat verzoening hier zo nadrukkelijk met het sensuele, het de smaakzintuigen prikkelende aspect van de maaltijd in verband wordt gebracht. Dat aspect heeft weliswaar nooit geheel in de traditionele avondmaalsliturgie ontbroken, maar was daar wel tot het uiterste minimum teruggebracht. ‘

In de afdeling proza en poëzie bespreekt Brinkman Het lam (Peter de Vries), In ongenade (J.M. Coetzee), De Joodse messias (Arnon Grunberg), Easter 1984 en Church (Les Murray) en Theologisch Tractaat (Czeslsaw Milosz). In de afdeling beeldende kunst (de kortste in het boek) bespreekt hij vier voorstellingen van het laatste avondmaal (Leonardo da Vinci, Andy Warhol, Frans Franciscus en Harald Duwes).


Het boek biedt dus geen uitputtend overzicht van werken waarin sporen van de verborgen Christus te vinden zijn, maar vooral een paar vingeroefeningen om de verborgen Christus op te sporen en er mee in gesprek te gaan. Voor iedereen die die zoektocht en dat gesprek wil aangaan is dit boek absoluut een aanrader

Geen opmerkingen:

Een reactie posten