(Dit stuk schreef ik, voor eigen gebruik, een paar dagen na de voorstelling in januari. Met het oog op het Zondagavondgesprek met Ronald Klamer, op 1 december 2013, publiceer ik het nu alsnog)
Ik had me toch een
beetje ingesteld op een typisch klassieke avond: je wéét dat het belangrijk is
, maar je hart, je gevoel komt er niet in mee. Dat pakte heel anders uit: deze
Gijsbrecht kwam dichtbij, ontroerde, sleepte mee. Daartoe droegen zeker de
indrukwekkende reien van Willem Jan Otten
bij. De wonderlijke kracht van zijn poëzie verbond zich natuurlijkerwijs
me die van Vondel en ontroerde zelfs zonder dat ik er alles van begreep. Bij
nader inzien (ik vond de teksten op internet) school het geheim ook ditmaal
-zoals zo vaak bij Otten - in de incarnatie, van de menswording van God. De
geboorte van Christus, in kwetsbaarheid maar ook met alle geweld, als door de
dood heen, wordt door Otten subtiel en rijk verbonden met de wedergeboorte van
de verwoeste stad Amsterdam. De geboorte van Christus luidt de wedergeboorte
van de verwoeste stad als het ware in. Vondel richtte zich meer op de vermoorde
kinderen, de martelaren, die voorlopers waren van de martelaren die het zaad
van de kerk zouden worden.
Het was een bijzondere
ervaring, om in mijn eigen stad, waar God en kerk steeds meer naar de marge
worden geduwd, zo'n theocentrisch en christocentrisch getuigenis mee te maken.
En nog wel in het hart van de Amsterdamse cultuur, in de Stadsschouwburg. In
deze versie van de Gijsbrecht, die zich waarlijk bekommert om de traditie en de
vertolking daarvan, wordt het diepe geheim van Vondels leven en werk niet
verzwegen of weg-geïnterpreteerd, maar juist vertolkt. Ik hoop dat deze
Gijsbrecht nog jaren op de planken van Stadschouwburg zal staan.
Voor de voorstelling
sprak ik even met Ronald Klamer, de artistiek directeur van Het Toneel Speelt.
Hij had een inleiding op de voorstelling gegeven. Ik beloofde hem, mijn reactie
naar hem toe te sturen. Die reactie voeg ik hier nog toe.
Om te beginnen ben ik verrast door de zeggingskracht van jullie vertolking.
Ik had me mentaal voorbereid op een ervaring zoals ik die vaak heb bij
klassiekers (boeken, films, toneelstukken): je weet dat het belangrijk is, maar
je ervaart dat niet direct zo vanwege de afstand. In jullie interpretatie werd
de afstand voor mij (en voor mijn echtgenote en een bevriend stel) op een
natuurlijke manier overbrugd. En dat terwijl jullie er niet voor kozen om
helemaal aan de kant van de toeschouwer te gaan zitten, maar juist trouw te
blijven aan tekst en de denkwereld van Vondel. Het stuk behield daarmee ook
zijn theologische lading, hetgeen mij als predikant natuurlijk goed deed.
Eerlijk gezegd vond het ik ronduit ontroerend dat in het hart van onze stad
zo'n theologisch geladen stuk op de planken stond en dat jullie daar ook
ambassadeurs van willen zijn. Je zei aan het eind van ons gesprekje: in feite
zijn we gewoon met hetzelfde bezig en dat was ik wel met je eens. Oude teksten
zo vertolken dat we ze geen geweld aan doen maar wel verstaanbaar laten worden,
dat is de uitdaging.
De theologische lading werd uiteraard nog versterkt door de formidabele
reien van Willem Jan Otten. Het was voor het eerst dat ik ze hoorde, maar ze
grepen me meteen bij de kladden. Dat Otten er ook hier voor gekozen heeft
om het geheim van de incarnatie centraal te stellen vond ik indrukwekkend maar
ook heel effectief. Vondel verbindt, als ik hem goed begrijp, de ellende van de
stad vooral met de ellende van de door Herodes getroffen moeders. Een sterke en
ontroerende identificatie van menselijk leed in verschillende tijden, maar
Otten zoekt de verbinding via Christus zelf. Zijn geboorte, zijn vleeswording,
betekent voor hem dat Christus zich identificeert met de dood en het verderf
van die kerstnacht in Amsterdam. En door dat te doen kan hij, in de diepte, al
over wedergeboorte en Pasen spreken. Bij Otten wordt het zo Kerst en Pasen op
één dag, of ga ik nu te ver? Hoe dan ook: de benadering van Otten vanuit het
hart van de klassieke Christologie geeft aan zijn reien (en het hele stuk) een
enorme diepgang, zeker omdat het ook gewoon prachtige poëzie is. Prachtig
voorgedragen ook.
En dan jullie keuze om de engel te vervangen door de geest van de
verkrachte claris. Wat mij betreft een gouden greep, want op deze manier komt
de 'bode van de opstanding' (want dat is ze toch) veel dichter bij de Opgestane
te staan. De engel komt uit den hoge en representeert de hemelse heerlijkheid
zonder noodzakelijke verbinding met geteisterde aarde. Sinds de vleeswording
van Christus is de hemel echter juist verbonden met de aarde en dat
representeerde deze bode voor mij. Ze droeg, delend in het hemelse leven, in
feite de stigmata en en kon zo een overtuigende bode van de opstanding worden.
Wat mij betreft een onvergetelijke scène!