dinsdag 16 september 2014

Marlene Dumas - The Image as Burden - Expositie Stedelijk Museum Amsterdam, 2014

Als kunstenaar ben ik geïnteresseerd in beelden’, zegt Marlene Dumas ergens in de catalogus van de tentoonstelling The Image as Burden (p. 61). Zo op het eerste gehoor een weinig verrassende opmerking, maar wie beter kijkt ontdekt dat dit een van de belangrijkste sleutels tot haar werk is. Alle schilderijen van Dumas zijn bewerkte beelden. Beelden uit de schilderkunst (Santa Lucia van Caravaggio), maar vooral ook beelden van onze tijd: foto’s en filmstills. Die beelden draagt de kunstenaar als een last met zich mee en vervolgens probeert ze ze zo te bewerken dat je er als kijker op een nieuwe manier in mee gesprek raakt. De kijker doet dus volop mee in het kunstwerk.

Om de kracht van de haar beelden te ervaren moet je ze trouwens wel in het echt zien. Levensgroot zijn ze vaak, met de bijzondere werking van haar kleurgebruik en penseelvoering. Mijn eerste kennismaking wás met het echte werk, tijdens de overrompelende expositie in het Stedelijk. De moeizame weg naar de betekenis van haar werk zoals David Goldblatt die beschrijft (hij leerde eerst afbeeldingen in catalogi kennen, p. 132) is mij dus bespaard gebleven. Deze eerste kennismaking maakte direct veel indruk op me, al wist ik niet zo goed waarom. Het lezen van de catalogus (en de prima teksten aan de muren) hebben me zeker verder geholpen. Ik zal daarom een paar keer naar deze teksten verwijzen.

Grote indruk maakte om te beginnen een klein doek van de dode Marilyn Monroe. 40 bij 50 cm meet het en het is gebaseerd op een autopsiefote van de in 1962 op 36-jarige leeftijd overleden stijlicoon. Zomaar opeens sta je heel dicht bij haar gezicht en in één klap besef je dat Dumas met dit portret een illusie ontmaskert.  De illusie van de door Monroe belichaamde schoonheid, die iconisch is geworden. De glamour van Holywood, maar ook van al die andere iconische beelden van schonen die ons omringen. ‘Verdwenen is de sprankeling, de aantrekkelijkheid, de onbezonnen jeugd’, lees ik (p. 141).  Dit dodenmasker – krijtwit, vlekkerig, ijskoud, dood – is een meditatie over vergankelijkheid. Een indrukwekkend memento mori dus. Maar wel –en dat grijpt me aan  - een memento mori zonder hoop.

Ook de serie Jesus Serene blijft me bij. 21 portretten van het gelaat van Jezus hangen, 7 horzontaal, 3 verticaal, bij elkaar. Sommige lijken op de klassieke beelden uit de schilderkunst, andere gezichten zijn veel hedendaagser. Heel verschillend zijn ze en dus wordt de vraag: Hoe zie ík Jezus? Wie is hij, wie is hij voor mij? Geen van de beelden geeft mij echter toegang tot zijn aanwezigheid. Er blijft iets van afstand en dat lijkt ook de bedoeling, getuige dit citaat van Dumas: ‘De gelaatsuitdrukkingen moesten een fysieke afwezigheid suggereren, alsof hij door je heen kijkt. Een gevoel van “Raak me niet aan.” En toch moest je je wel aangetrokken voelen tot deze man, ook al wilde hij je niet als vrouw of als materieel wezen.’ (p. 86). Dumas dwingt je, als 21e eeuwse kijker, dus tot een andere blijk maar ook tot een andere houding dan de schilders van de oude kerkelijke kunst. Die zochten een veel directere verbinding met Christus en wilden die bewerkstelligen bij de (devote) kijker. Die kans geeft Dumas haar kijkers niet en dat maakt haar werk zo indringend, maar ook zo complex.

In dat verband moet ik ook de levensgrote doeken van Jezus aan het kruis noemen. Dumas legt het moment vast waarop Jezus in de diepste godverlatenheid verkeert. De doeken tonen Jezus niet als het Lam van God dat de zonde van de wereld draagt, maar eerder als de bedrogen zoon, verlaten door zijn vader. In Solo zien we Jezus hangen tegen een lege, grauwe achtergrond, hoog boven de aarde. En op Gravità zien we allen de torso van Jezus, met zijn aan het kruis gespijkerde armen. De blik wordt getrokken naar de inktzwarte driehoek die tussen de armen en het hoofd te zien is. Dit is godverlatenheid! Fascinerend is, dat de beelden worden verbonden met een beeld van Phil Spector, die zich in de rechtbank moet verantwoorden voor moord; en met dat van Amy Winehouse, de zangeres die aan drank ten onder ging. De laatste twee portretten zijn klein, zeker in relatie tot de levensgrote die zijn voorbehouden aan Jezus, de Messias. Maar ook hun portretten getuigen van eenzaamheid, van verlatenheid. Godverlatenheid?

Marlene Dumas leert ons dus kijken naar de wereld zoals die is. Maar biedt haar werk ook iets overstijgends, biedt het ook hoop? Transcenderen haar beelden de beelden waarop ze gebaseerd zijn?  Mijn eerste neiging is daarop ontkennend te antwoorden. Dumas laat het leven zien zoals het is, niet zoals het zou kunnen of moeten zijn. Ze leert je kijken met andere ogen, maar waar je oog voor krijgt is: het lijden, de illusies, de dood.  Zelfs de Jezusbeelden verwijzen niet naar God (of het goddelijke), maar naar de condition humaine.  De diepste troost zit naar mijn idee in het mededogen waarmee Marlene Dumas zélf kijkt en weergeeft. Ze is geen meedogenloze, cynische beschouwer, maar een deelnemer die zich laat raken. En misschien is dat de hoogste troost die postmoderne kunst als deze kan bieden.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten