zondag 18 mei 2014

1 Petrus 2: 11-17 en 3:8-18 Goed leven in een vijandige omgeving

In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat religie in onze samenleving in toenemende mate als een vreemd element wordt beschouwd. In een heel reeks politieke debatten en wetsvoorstellen werd wel duidelijk dat een groeiende groep mensen in ons land steeds minder begrip heeft voor principiële keuzes die door gelovige mensen worden gemaakt. Als je goed luistert naar de argumenten hoor je steeds weer diezelfde vooronderstellingen en verwijten: religie is onderdrukkend, brengt de wereldvrede in gevaar en houdt mensen dom. Soms is de toon van het debat ronduit venijnig en vijandig.

Aan de tafel van Pauw en Witteman en op de mediaplatforms die er toe doen is de toon meestal vooral ironisch. Áls er al wordt gevraagd naar de mening van gelovigen klinkt in de vraag vaak al d ondertoon van 'maar we nemen je niet echt serieus'. En als de Volkskrant met Pasen een zaterdagkatern wijdt aan de vraag 'Hoe God in Nederland blijft' gebeurt dat toch vooral met een wat verwonderde toon: Goh, dat religie nog steeds niet is uitgestorven zeg, daar kijken we van op.

Vijandschap of ironie. Ik weet niet wat erger is. Maar hoe dan ook, als gelovigen herkennen we ons steeds meer in de woorden waarmee Petrus in 2:11 zijn lezers aanspreek: 'Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn.' Mensen begrijpen het niet meer, wat je gelooft en hoe je leeft. En wat niet wordt begrepen wordt meestal niet zo bemind en als het tegenzit zelfs gehaat. En de vraag is natuurlijk: hoe moeten we daar als gelovigen nou mee omgaan? Hoe moeten we reageren? Hoe moeten we leven? Op die vraag gaat Petrus uitgebreid in vanmorgen.
*Hoe moeten we als gelovigen leven in een wereld die ons vooral als vreemdelingen beschouwt? Ik moet zeggen dat ik het antwoord van Petrus best wel opmerkelijk vind. Waar hij namelijk mee begint is dit: probeer in elk geval niet koste wat het kost je eigen positie of zelfs je eigen leven te beschermen, hoezeer je daar ook toe geneigd bent. Als je dat doet ben je namelijk vooral bezig om toe te geven aan je eigen verlangens en niet aan die van God. 'Ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in gevaar brengen.', zegt Petrus. Het is, met andere woorden wat Jezus heeft gezegd, in Marcus 8: 'Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest, omwille van mij en het evangelie, zal het behouden. Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet?'

Petrus begint dus, heel nadrukkelijk, met een waarschuwing: geef niet toe aan de neiging om voor zelfbehoud te gaan. Het gaat niet om jou, het gaat om God en zijn koninkrijk. Zo hé, dacht ik toen ik eenmaal snapte wat hij bedoelt, die is wel raak. Want laten we eerlijk zijn: zijn we daar als christenen de afgelopen jaren niet iets te vaak mee bezig geweest? Bijvoorbeeld door op zo'n manier op te komen voor ónze verworven godsdienstige rechten dat het respectloos werd in de richting van mensen met andere overtuigingen. Of door precies het tegenovergestelde te doen: door ons zo aan te passen en mee te bewegen dat we wel ons hachje redden maar in onze levenskeuzes nauwelijks meer verschilden van de rest van de cultuur. Beseffen we hoe we op allerlei manier als gelovigen in deze tijd bewust of onbewust op zelfbehoud uit kunnen zijn? En beseffen we ook dat dat wel veilig líjkt, maar als het er op aan komt onze ziel in gevaar brengt?
*Goed, toegeven aan verlangen naar lijfsbehoud is het dus niet. Maar wat dan wel? Het antwoord van Petrus is: 'Leid te midden van de ongelovigen een goed leven.' Een goed leven. Tja, maar wat is dan een goed leven? Een goed leven is niet anders dan een leven volgens Gods bedoelingen. Leven volgens de nieuwe identiteit die je als christen door de opstanding van Christus hebt gekregen. God dienen, je naast liefhebben, goed doen. Christus erkennen als Heer, zoals in 3:15 staat, en hem eren met heel je hart.

Ok, dat is de basis. Maar nu wat concreter: wat betekent 'een goed leven leiden te midden van de ongelovigen.'? Petrus noemt ten minste drie dingen.
*Het eerste wat Petrus noemt is: leef zó, dat je mag hopen dat degenen die je nu voor misdadigers uitmaken, door je goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag dat hij komt rechtspreken. Wees je er dus van bewust dat goede daden veel meer dan mooie woorden een middel kunnen zijn om mensen iets te laten zien van wat God in Jezus heeft gegeven. Pas op: het gaat er niet om dat mensen denken 'o die christenen vallen toch wel mee'. Nee, het gaat er om dat ze iets van het Evangelie zien en op andere gedachten komen.

Door goede daden mensen op andere gedachten over Jezus en God brengen. Het viel mij op, dat dit voor Petrus een heel aangelegen punt is, iets waar hij echt in gelooft en veel over zegt. In vers 12 spreekt hij dus de hoop uit dat mensen tot inzicht komen en God zelfs gaan prijzen. In 3:15 en 16 is hij iets bescheidener, als hij zegt dat we door een houding van zachtmoedigheid en respect, waarbij we wel trouw zijn aan ons geweten, degenen die zich honend over onze christelijke levenswandel uitlaten, zich laten schamen over hun laster.

Bijzonder hé, hoe bescheiden Petrus eigenlijk is. Ga jezelf niet verdedigen, zegt hij, maar wees wel bereid tot verantwoording. Wek niet de indruk dat je beter bent dan een ander door met het vingertje te wijzen, maar laat het maar zien wat het goede leven is, in alle eenvoud. En vertrouw er op, dat God juist dát kan gebruiken om anderen te beschamen of zelfs te overtuigen.

Wat denk je: zou dit helpen om op je werk, in je buurt, in je familie getuigen van Jezus Christus te zijn? Mij helpt het zeker. Het doet mij denken aan die bekende quote van Franciscus van Assisi: Verkondig het Evangelie, desnoods met woorden.'
*De volgende concrete aanwijzing die Petrus geeft luidt als volgt: 'Erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer, de hoogste autoriteit, en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd.' Dat is toch ook wel een opmerkelijke opmerking, of niet soms?

Laten we om te beginnen even goed beseffen hoe spannend deze uitspraak. Om te beginnen de keizer van Rome. Die keizer was natuurlijk veel meer dan een bestuurder, want hij dichtte zichzelf goddelijke eigenschappen toe. De keizer werd 'kurios' genoemd, allerhoogste Heer. Met als gevolg dat de vroegste christenen die titel voor de opgestane Jezus gingen gebruiken: Jezus Kurios, Jezus de Heer. Jezus en de keizer. Die twee gingen niet samen. En dan toch zegt Petrus hier: erkén de keizer. Dat is echt wel van een andere orde dan 'heb respect voor premier Rutte'. En hetzelfde zegt hij als het gaat om bestuurders die namens de keizer opereren op locaal niveau. Stadhouders zoals Pontius Pilatus, die Jezus geen eerlijke rechtsgang durfde geven. Van die mensen zegt Petrus: erken ze, omwille van de Heer. Hoe kan dat?

Ik denk Petrus minstens twee redenen heeft. De eerste is een praktische en speelde bij alle vroege christenen: Petrus wil niet dat christenen bekend staan als oproerkraaiers of als revolutionairen. Dat werd christenen vaak verweten, maar christenen waren er niet op uit om de gevestigde orde omver te werpen. Waarom niet? Omdat ze geloofden dat Jezus wérkelijk Heer was en het daarom niet van het allergrootste belang was wíe er regeerde. Omdat ze geloofden dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is.

Ik vind het eerlijk gezegd een beetje lastig om te bedenken wat wij hier nu mee kunnen. Het zal toch niet betekenen dat we geen kritiek mogen hebben op een regering. Als dat in WOII was gebeurd hadden de nazi's er nu misschien nog gezeten en we kunnen toch moeilijk geloven dat dát Gods bedoeling was. Of neem de Europese Unie: daar is ook nog wel het een en ander op aan te merken. Mag dat dan niet? Laten we het hier op houden: Petrus wil ons leren dat God niet afhankelijk is van een goede regering om toch zijn goede werk in de wereld te doen.  En hij wil ons leren dat het het allerbelangrijkste is om, onder welke regering ook, respect te blijven hebben voor de gezagsdragers en zelf het goede te zoeken.


*Ik ga naar het derde punt en dat hangt heel nauw samen met het vorige. Dat derde punt luidt: Wees bereid om te lijden omwille van de gerechtigheid. In 3:13 spreekt Petrus de verwachting uit, dat als we ons volledig inzetten voor het goede, niemand ons kwaad zal willen doen. Maar zelfs als dat dan toch gebeurt, zegt hij, zijn we toch gelukkig te prijzen. En dus moeten we niet bang zijn voor mensen en ons niet in verwarring laten brengen.

Petrus stipt dit punt hier alleen even aan, maar op andere plekken in zijn brief gaat hij er nog veel dieper op in. Waarom doet hij dat? Omdat lijden omwille van het geloof in Christus wat hem betreft de ultieme vorm van een goed leven is. 'Ook Christus immers heeft', zo schrijft hij in vers 18, 'terwijl hijzelf rechtvaardig was, geleden voor de zonden van onrechtvaardigen.' Dus als het je gebeurt dat je onrecht wordt aangedaan omdat je christen bent, verwacht dat niet alle heil van verzet of genoegdoening, maar besef dat je daarmee heel dicht bij Jezus zelf bent. Het is dus ook de ultieme toepassing van het punt waar hij mee begon, de waarschuwing om niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens.

Misschien is dit punt wel het allermoeilijkst voor ons zoals we hier zitten. Christenen in het Westen weten nauwelijks meer wat lijden omwille van het geloof is en hebben er zeker geen waardering voor. Hoe anders is dat bij heel veel gelovigen in andere landen. Mensen in Noord-Korea, in Somalië en Syrië, om de top 3 van de ranglijst christenvervolging maar even te noemen. Zij weten hoe gezegend je kunt zijn als je lijdt om Christus' wil. Zou dat ons ook niet bereid moeten maken om tegenstand te verdragen en onrecht te ondergaan?
*Ik ga afronden. Petrus geeft ons heel wat denkwerk me als het gaat om de vraag hoe wij goed kunnen leven in een vreemde of zelfs vijandige omgeving. En veel van wat hij schrijft is voor ons echt verrassend anders dan wij het vaak beleven, roept misschien zelfs weerzin en verzet op.

Laten we proberen goed na denken over zijn woorden, voor ons zelf en voor ons als gemeenschap. En laat die woorden bovenal helpen om tot overgave en vertrouwen te komen. Dat we in het geloof niet uit zijn op comfort, op het veilig stellen van ons eigen leven, maar ook het volgen van Jezus, het dienen van God en goed doen in zijn naam. Wie weet zal het mensen de ogen openen voor het Evangelie, dat zou mooi zijn. Maar ook als dat niet zo is: prijs je dan gelukkig omdat je Jezus mag kennen, in de kracht van zijn opstanding. Dat geeft je de kracht om het vol te houden, ook als steeds meer mensen je als vreemdeling beschouwen. Want wie vreemdeling is om Jezus' wil mag zichzelf gelukkig prijzen.


Amen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten