Wegen tot vernieuwing.
Praktijkberichten uit gemeente en parochie
Aflevering 12
De
charismatische vernieuwing, zoals die binnen de CWN wordt voorgestaan, wil zich
verliezen in de kerken. Nadrukkelijk is er een gerichtheid om de conventies en
andere activiteiten vruchtbaar te laten zijn voor de praktijk van de locale
gemeente en parochie. Toch blijkt het niet altijd eenvoudig om elementen uit de
charismatische vernieuwing op vruchtbare wijze te laten landen in de
plaatselijke geloofsgemeenschap. Vanwege dat gegeven zijn we in het
najaarsnummer van 2004 gestart met een vaste rubriek in dit tijdschrift met
daarin telkens praktijkberichten uit gemeente en parochie. Het gaat daarbij om
eerlijke verslagen van pogingen om tot vernieuwing te komen in locale geloofsgemeenschappen.
Dat kunnen geslaagde pogingen zijn, maar evengoed geheel of gedeeltelijk
mislukte pogingen. Deze laatste zijn immers minstens zo leerzaam als
succesvolle praktijken. Aansluitend aan ieder praktijkbericht volgt een
evaluatie met behulp van inzichten uit de wereld van de gemeenteopbouw.
Een gemeenschap van discipelen in Amsterdam-West
Bas van de Graaf
In september 2006 werd ik in de Jeruzalemkerk in
Amsterdam-West bevestigd tot missionair-gemeentepredikant. Tot die tijd was ik
predikant van St.-Janskerk in Gouda. In de acht jaar in Gouda had het profiel
van mijn predikantschap in toenemende mate een missionaire spits gekregen, ongetwijfeld
in wisselwerking tussen mijn eigen gaven en de context van deze Zuid-Hollandse
stad. Ik voelde me er als een vis in het water. Toen ik echter werd benaderd
vanuit Amsterdam en ontdekte hoe welbewust de kerkenraad in de profielschets
voor een missionair profiel voor de nieuwe predikant had gekozen ‘was ik weg’.
Vol goede moed verkaste ik met mijn gezin naar Amsterdam, met groot verlangen
om de gemeente te mogen voorgaan in haar missionaire roeping. Nu, vier jaar
later, is het een goed moment om na te gaan wat er van dat verlangen terecht is
gekomen en vooral wat we onderweg met elkaar ontvingen. Dat blijkt veel te zijn
– de Geest van God heeft zich bepaald niet onbetuigd gelaten. Tegelijk is alles
marginaler gebleken dan ik gehoopt had. Van een geestelijke transformatie van
de stad kwam het niet, de 3000 op één dag uit het Pinksterevangelie zijn ook in
vier jaar nog niet in beeld. De vernieuwing van onze gemeente speelde zich af
in de marge van de stedelijke cultuur, onopgemerkt door zeer velen. Maar juist
in de marge – zo leerde ik – vindt Christus door zijn Geest de weg. Daar
getuigt dit praktijkverhaal van.
Historisch
perspectief
Altijd als ik iets vertel over de Jeruzalemkerk vandaag
begin ik met wat er aan vooraf ging. Ik doe dit omdat ik me bij mijn werk eigenlijk
voortdurend bewust ben van het feit dat ik voorbouw op het werk van mijn
voorgangers. Het werk van de Geest blijkt in de Jeruzalemkerk langs de weg van
de historische continuïteit te gaan en dat draagt me.
Ook nu dus een kleine terugblik. De Jeruzalemkerk werd in
de jaren twintig gebouwd als één van de kerken van een enorm nieuwbouwproject
aan de Westkant van de stad. In 1974 was het echter bijna gedaan met deze plek:
er kwamen nauwelijks nog mensen en het gebouw verkeerde in deplorabele
toestand. Sluiting leek de enige optie. Maar het hoofdbestuur van de
Gereformeerde Bond had de hoop op een doorstart nog niet opgegeven en vroeg
dominee Wim van der Sluijs uit Moerkapelle of hij het daar nog eens wilde
proberen. Aldus geschiedde en het ongelooflijke gebeurde: de nieuwe predikant
wist veel buurtbewoners weer aan de kerk te binden en de gemeente bloeide weer
op. Die opbloei kwam echter in de loop van de jaren tachtig danig onder druk te
staan omdat de buurt met de komst van vele nieuwe Nederlanders sterk begon te
verkleuren. Die veranderende context liet de kerk niet onberoerd en vroeg om
nieuwe wegen. Die werden ingeslagen toen dominee Chris van Andel in 1990 de
opvolger van Van der Sluijs werd. Om te beginnen gaf hij de gemeente een evangelischer
profiel - grote aandacht voor gemeenteopbouw, gavengericht gemeentezijn en
ruimte voor evangelische liederen - en sloeg daarmee de brug naar een groep
jonge mensen, vooral studenten. Die koerswijziging is tot op de dag van vandaag
één van de geheimen van de bloei van de gemeente nu. Onder leiding van Van
Andel werd – in reactie op de geconstateerde noden in de buurt – in het
wijkgebouw van de kerk een missionair-diaconaal project gestart, vooral gericht
op kinderen en jongeren. Dit project werd een zegen voor velen en wakkerde in
de gemeente het missionaire bewustzijn aan.
Op het moment dat ik beroepen werd, was de buurt opnieuw
sterk aan het veranderen. De wijk werd in toenemende mate opgeknapt, de architectuur
van de Amsterdamse School begon weer te stralen en steeds meer jonge,
hoogopgeleide mensen wilden graag in de buurt wonen. Dit betekende dat er naast
het missionair-diaconale spoor een tweede spoor nodig was, meer gericht op de hoogopgeleide
buurtbewoners, waarvan er inmiddels ook steeds meer in de Jeruzalemkerk zitten.
Het was in het bijzonder mijn taak, als missionair gemeentepredikant, om dat
spoor verder uit te werken. Over hoe dát ging gaat het vooral in deze bijdrage.
Op
zoek naar een dragende en inspirerende visie
Al heel snel groeide bij mij het besef, dat het vinden en
verwoorden van een dragende en inspirerende visie voor de komende jaren van
levensbelang was. Het zoeken naar die visie beschouwde ik, als voorganger en
theoloog, als één van mijn eerste taken in de nieuwe gemeente. Uiteraard was
dit geen soloproject, maar ik besefte wel dat de gemeente vandaag meer dan ooit
visionair leiderschap nodig heeft en dat ik me daartoe geroepen weet.
Kernovertuiging daarbij was voor mij, dat een visie alleen
echt dragend en inspirerend kan zijn als deze is geworteld in Bijbelse beloften.
In de voorgaande periode waren dat vooral de beloften van 1 Korinthe 12-14 en
Romeinen 12 – over de begaafde en zo wervende gemeente – geweest. Nu moest het
missionaire profiel nog scherper worden en wat ligt dan meer voor de hand dan
de Grote Opdracht van Jezus uit Mattheüs 28:16-20? Bestudering van de meest
recente literatuur op het gebied van missionair gemeentezijn in een stedelijke
context hadden me in toenemende mate op het spoor van discipelschap gezet. Ik ontdekte opnieuw dat discipelschap
allereerst betekent dat je zelf leerling van Jezus wordt om vervolgens anderen
tot leerling van Jezus te kunnen maken. Ik ontdekte ook, dat Mattheüs 28
misschien wel de meest complete beschrijving geeft van wat discipelschap
inhoudt. Toen ik de gevonden visie met anderen in de gemeente ging delen vond
deze direct veel herkenning en al pratend werd ons duidelijk welke kant het op
moest.
Kortom: we maakten deze beloftevolle opdracht van Jezus tot
uitgangspunt van onze visievorming en gingen deze woorden in gesprek brengen
met de specifieke context van Amsterdam-West. Het uiteindelijke resultaat was
een visiedocument, waarin naast een mission statement ook een vijftal
speerpunten werd geformuleerd. Het was een geestelijk document waarmee we van
meet af aan concreet aan het werk waren, waarbij opgedane ervaringen tot
aanvullingen en aanscherpingen van de visie leidden. Nu, na vier jaar, beschouwen
we onze visie als volwassen en beproefd en kunnen we hem breder publiceren.
In wat nu volgt geef ik letterlijk weer wat er in ons
visiedocument staat, waarna ik iets laat zien van de concrete vernieuwing
waartoe deze visie heeft geleid. Tenslotte maak ik nog een meer algemene
evaluatieve opmerking.
Visie
en missie in context
Uitgangspunt
voor ons mission statement waren dus deze woorden van Jezus in Mattheüs
28:18-20: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg
en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de
Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden
aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met
jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.’ Dit leverde ons het
volgende mission statement op:
De Jeruzalemkerkgemeente wil een gemeenschap van leerlingen
van Jezus Christus zijn die zich in al haar activiteiten richt op verdieping
van de gemeenschap met hem, het leren onderhouden wat Jezus heeft opgedragen,
het maken van nieuwe leerlingen en de dienst aan uitbreiding van het Koninkrijk
van God in de wereld en in het bijzonder in De Baarsjes en heel Amsterdam.
Geen mission statement dat op de nagel van een duim past
dus, maar wel één dat op vijf terreinen enorm helpt om te focussen, in het
vertrouwen ons hiermee te richten op de wil van Jezus onze Heer. Over welke
vijf terreinen gaat het?
Een
gemeenschap van leerlingen van Jezus Christus
Het eerste terrein betreft de gemeenschap. Daarover
schrijven we het volgende: ‘Heel bewust duiden we onze gemeente aan als een
gemeenschap. Deze aanduiding geeft allereerst aan, dat onze gemeente steeds
meer trekken vertoont van de dynamische netwerksamenleving waar we in komen te
leven. Dit heeft vooral gevolgen voor de wijze waarop mensen zich verbonden
weten met de gemeente. Was het in vroeger tijden redelijk helder waar de
buitengrens van de gemeente lag, vandaag de dag is die buitengrens veel
vloeiender. De verbinding met de gemeenschap gebeurt meer vanuit de kern – het
Evangelie – dan vanuit een formeel omschreven lidmaatschap (dat we uiteraard
niet helemaal kunnen missen). We gebruiken hiervoor graag de metafoor van de
veeboeren in Australië. Zij weiden grote kudden op enorme grasvlakten, waarbij
er geen denken aan is om de kudde door een hek bijeen te houden. De dieren
worden daarom naar een bron gebracht en dan losgelaten. De verschillende dieren
verwijderen zich al grazend op verschillende afstand van de bron, maar keren
daar altijd weer terug. Zo hopen we dat onze gemeenschap vanuit de bron van
Evangelie verbonden wordt.’
Dit denken vanuit de gemeenschap heeft ons veel speelruimte
gegeven. Spannend blijft natuurlijk de vraag of er op deze manier écht
verbondenheid ontstaat en er uiteindelijk geen cultuur van vrijblijvendheid
overblijft. Aan dat gevaar ontkomen we inderdaad niet altijd, maar het
alternatief is in de stad eenvoudigweg geen optie. Het is dus veel
vruchtbaarder om te herontdekken hoe bepaalde noties in het Evangelie – en de
gemeenschapsgedachte ís bij uitstek zo’n notie – in een veranderende cultuur kunnen
oplichten en vruchtbaar kunnen worden. Dat proberen we en daar worden we in
bevestigd.
Eén van de belangrijkste vruchten van dit
gemeenschapsdenken is misschien wel dat we op een veel meer ontspannen wijze
dan voorheen leven met mensen op de rand van de kerk of gewoon in de buurt.
Natuurlijk blijft er altijd een besef van wie binnen en wie buiten is, maar op
één of andere manier helpt dit model ons om dat echt in Gods hand te laten. En
natuurlijk helpt het ook om mensen met bindingsangst tegemoet te komen en dat
zijn er nogal wat in onze stad! Als ik één ding heb geleerd is het wel dit:
mensen die het naar hun zin hebben in Amsterdam, de stad van de vrijheid,
hebben vaak ook moeite zich echt te binden aan een gemeenschap. Jongeren zijn
geneigd allerlei sterke bindingen voor zich uit te schuiven, ouderen hebben ze
na frustrerende of traumatische ervaringen vaak achter zich gelaten. Dat vraagt
van ons als gemeente om een voorzichtige en creatieve zoektocht naar nieuwe
vormen van verbondenheid en op allerlei momenten lijkt dat te lukken. Een heel
praktische gevolg van dit zoekproces een herbezinning op lidmaatschap en de administratie
daarvan. We hanteren inmiddels het onderscheid tussen belangstellende en
deelnemer, waarbij mensen zelf kunnen aangeven in welke mate ze betrokken
willen zijn.
Gericht
op de gemeenschap met Christus
Het tweede terrein betreft het geestelijk leven. Daarover
schrijven we: ‘Wij geloven dat een steeds diepere geestelijke verbondenheid met
Jezus Christus het hart van discipelschap maar ook de diepste zin van ons leven
betekent. De belofte van Jezus – ‘ik ben met jullie’ – is voor ons dan ook
richtinggevend en een bron van inspiratie. We geloven dat de bijbel en de
christelijke traditie vele ‘geestelijke disciplines’ biedt, die mensen van
vandaag helpen om te groeien in de gemeenschap met God. In de vele activiteiten
die we ontplooien willen we er dan ook voor waken om niet in activisme te
vervallen en het hart van de zaak in het oog te houden. We geloven dat juist
deze gerichtheid op het hart van het geloof tegemoet komt aan de vragen van de
vele spirituele zoekers van vandaag en willen ons er in oefenen juist voor hen
ook de christelijke bronnen te openen. Tegelijkertijd beseffen we, dat ook
gemeenteleden vaak nog zoveel groei nodig hebben en daarin voortdurend
stimulans en bemoediging nodig hebben.’
Uit deze woorden blijkt, dat geestelijk leven en dus
gerichtheid op het hart een belangrijk aandachtsveld is in onze gemeente. Deels
ligt dat in de lijn van de geschiedenis – de Jeruzalemkerk werd in de jaren
zeventig herplant als een Gereformeerde Bondsgemeente die stond in de
bevindelijk gereformeerde traditie – maar belangrijker is de gevoelde noodzaak
voor vandaag. De noodzaak van een zoekende en verlangende cultuur, maar ook in
ons eigen hart.
In bovenstaande regels valt de term ‘geestelijke
disciplines’. Die term voert ons terug naar de manier waarop al vanaf de vroege
kerk is gewerkt aan geestelijke en discipelschapsvorming. Het is dan ook
opvallend dat juist in missionaire stadskerken wereldwijd een toenemende
aandacht valt te bespeuren voor de lessen die in de Vroege Kerk zijn te leren.
Een voorbeeld daarvan is het kerkelijk jaar, waar onze eigen bezinning zich in
toenemende mate op toespitste. Samen met anderen hebben wij ons afgevraagd hoe
het ritme van het kerkelijk jaar, met zijn leesrooster en periodes met een
eigen kleur en accent (Advent, Veertigdagentijd, etc.) mensen vandaag kan
helpen om dichter bij Christus te komen. Een ontroerende ervaring deden wij op
met een Aswoensdagviering, aan het begin van de Veertigdagentijd. Maar liefst
150 vooral jonge mensen (twintigers en dertigers) maakten deze viering mee,
ontvingen een askruisje en begonnen zo op intensieve wijze de voorbereidingstijd
van Pasen. In de nog prille ervaringen die wij opdeden kwamen we tot de
conclusie dat hier een schat aan mogelijkheden voor geestelijke vernieuwing
ligt.
Leren
onderhouden wat Jezus ons heeft opgedragen
Het derde terrein betreft de ethiek en de navolging van
Christus. Daarover schrijven we: ‘Wij geloven dat een leven in gehoorzaamheid
aan Gods geboden goed is voor de stad en al haar inwoners. Het onderwijs van
Jezus – dat hij belichaamde met zijn leven en sterven – verwoordt de kern van
Gods heilzame wil over alle terreinen van het leven. Wij weten ons geroepen ons
als leerlingen van Jezus door zijn onderwijs te laten vormen en uitdagen, zodat
we beelddragers van hem worden. Op die manier willen we in gehoorzaamheid
nieuwe wegen zoeken op heel concrete ethische terreinen als relatievorming,
persoonlijke vrijheid en identiteit en de vragen rond geld en goed. Door de
woorden ‘in gehoorzaamheid’ en ‘nieuwe wegen zoeken’ met elkaar te verbinden
hopen we de valkuilen van ondoordacht traditionalisme en kritiekloze culturele
aanpassing te vermijden.’
Misschien is dit wel het spannendste gedeelte van onze
missie in de stad. Het moge duidelijk zijn dat Amsterdam bij uitstek de stad
van de vrijheid is. Als Tim Keller gelijk heeft als hij stelt dat iedere stad
zijn eigen afgod heeft (Washington de god van de macht, New York de god van het
geld) dan heeft Amsterdam de god van de vrijheid. Juist in die context weten we
ons als kerk geroepen te blijven zoeken naar wat écht vrijheid is, waarmee we Bijbels
gezien vanzelf bij gehoorzaamheid en navolging uitkomen. Vaak begon de
bezinning in de afgelopen jaren met een concrete aanleiding, bijvoorbeeld een
samenwonend stel dat belijdenis wilde doen. In een vorige fase was door de
kerkenraad besloten dat dit niet kon, maar in de huidige situatie voelden we
dat besluit moesten herzien. Maar hoe? Door in feite te zeggen dat huwelijk of
samenwonen om het even is? Dat is in het licht van het Evangelie echt te
weinig. En zo zochten we een weg waarbij we om te beginnen speelruimte
creëerden voor gesprek (geen verbod dus aan het begin van de route), een gesprek
waarin we vooral op positieve wijze spraken over de Bijbelse betekenis van het
huwelijk. We zochten opnieuw naar de betekenis van het huwelijk voor
discipelschap vandaag en dus naar een antwoord op de vraag of juist het
huwelijk in onze stad niet een concreet getuigenis van Gods liefde en trouw kan
zijn. Zo zoeken we naar nieuwe wegen en proberen we de valkuilen van
ondoordacht traditionalisme en kritiekloze culturele aanpassing te vermijden.
Gericht
op het maken van nieuwe leerlingen
Het vierde terrein betreft de opdracht tot getuige zijn.
Daarover schrijven we: ‘Wij weten ons als leerlingen van Jezus geroepen om
nieuwe leerlingen te maken onder alle volkeren. In een stad als de onze hoeven
we niet meer naar de volken toe te gaan, omdat ze inmiddels naar ons toe
kwamen. Hoewel we heel goed beseffen dat deze opdracht vanuit ons perspectief
gezien onmogelijk is, putten we moed en geloof uit de opdracht van Jezus die
tegelijk een belofte inhoudt. We geloven ook, dat God ons vandaag de dag weer
nieuwe kansen geeft en dat we –na een periode waarin de kerk zich beschroomd
terugtrok – weer met een nieuwe vrijmoedigheid in de stad mogen staan.
Vrijmoedigheid is echter geen vanzelfsprekendheid, maar een
eigenschap die ontstaat als we groeien in discipelschap. Dit vraagt dus om
toerusting en maakt onze gemeente dus ook in dat opzicht tot een leerplek.
Steeds meer leren we bijvoorbeeld, dat het maken van discipelen begint met het
werkelijk leren kennen van en leven met de mensen om ons heen. Op allerlei
manieren willen we hen uitnodigen kennis te maken met het Evangelie, in het
diepe besef dat deze boodschap mensen echt vrij maakt. Boven alles vertrouwen
we er op en zien we er naar uit, dat Jezus zelf mensen die wij niet kunnen
bereiken op onze weg zal brengen, zodat wij ze alleen maar hoeven helpen.’
Het is niet geheel toevallig dat de opdracht om getuige te
zijn in de uitwerking van ons mission statement pas als vierde terrein wordt
genoemd. In toenemende mate ben ik me gaan realiseren, dat de eerste drie
terreinen een noodzakelijke voorwaarde vormen voor het getuige zijn. Wat valt
er te getuigen als je zelf niet van harte leerling van Jezus bent, iets weet
van de verborgen omgang met hem en het verlangen om hem te volgen in een
levende en getuigende gemeenschap van medechristenen? De belangrijkste vrucht
van dit besef is misschien wel dat het ons veel vrijmoediger en dus meer ontspannen
maakt. Concreet betekent het dat we er vooral op in hebben gezet dat we plekken
en activiteiten creëren waar ontmoetingen plaats vinden waarin het geloof ter sprake
komt. Dat zijn allereerst de kerkdiensten, die we nog steeds als het
belangrijkste portaal voor zoekers beschouwen, maar ook een Alpha-Cursus
(inhoudelijk flink aangepast aan de doelgroep) en een verdiepingscursus (waar
we met zoekers vooral bespreken wat er in kerkdiensten aan de orde is geweest).
Uiteraard doen we een beroep op gemeenteleden om mensen uit hun eigen netwerk
mee te nemen naar diensten of activiteiten en bewegen we ons zoveel mogelijk in
de buurt. Een heel belangrijke ontdekking is, dat gewoon met elkaar in gesprek
gaan over een Bijbelgedeelte het beste blijkt te werken. Juist zoekers willen
zo snel mogelijk naar de bron en wantrouwen al gauw de secondaire literatuur.
Dat laten wij ons geen twee keer zeggen natuurlijk! Hier valt nog veel te
winnen!
Gericht
op de dienst aan de uitbreiding van het Koninkrijk van God in de wereld en in
het bijzonder in De Baarsjes en in geheel Amsterdam.
Het vijfde terrein, tenslotte, betreft de visie op de stad
en de cultuur. Daarover schrijven we: ‘Wij
geloven, dat de boodschap van het Koninkrijk van God de rode draad is in het
onderwijs van Jezus en dat deze ons heel erg helpt om het juist perspectief te
vinden voor ons werk in de stad. Een belangrijk inzicht is, dat het Koninkrijk
groter is dan de kerk en dat het God uiteindelijk niet om de kerk maar om de wereld
te doen is. Omdat dit waar is, mogen we dus ook verwachten dat God ook aan het
werk is in de wereld en dus ook in De Baarsjes en geheel Amsterdam. We geloven
dan ook dat het van levensbelang is om met open ogen en een open hart in de
wereld te zoeken naar sporen van het handelen van God. Wanneer we dat doen
zullen we steeds weer mensen of initiatieven tegen komen die goed aansluiten
bij onze missie en waar we in mee kunnen werken.
Bijzondere aandacht geven we aan schoonheid en kunst. Dit
doen we eerst en vooral omdat we geloven, dat de kunst een prachtige gave van
de Schepper. We houden er rekening mee dat juist kunstenaars (binnen, maar ook
buiten de kerk) de tekenen van Gods Koninkrijk zien en weten te verbeelden. Ook
geloven we dat schoonheid en kunst bijdragen aan de vrede in de stad. Tenslotte
hopen we op deze manier ook in contact te komen met de groeiende creatieve
klasse in onze stad.’
Het vijfde terrein is misschien vooral ook een perspectief
voor alles wat we doen. Juist als kerk in de marge word je gedwongen om je ogen
en oren goed open te houden voor mogelijke sporen van Gods Geest in de cultuur
van de stad. Jezus’ boodschap van het Koninkrijk van God helpt daar zeer bij en
spoorde ons aan om vooral naar schoonheid en kunst te kijken. Directe
aanleiding is, dat de Jeruzalemkerk een prachtig gebouw is, dat door vele – vooral
ook jonge mensen – bewonderd wordt. Die schoonheid willen we allereerst delen
met mensen, maar vervolgens willen we ook kijken hoe het gebouw opnieuw een
kruispunt van geloof, kunst en cultuur kan worden. In die zoektocht werden we
erg geholpen door een initiatief van Stadsdeel De Baarsjes. Onder de noemer
Juni Kunstmaand creëerde het stadsdeel een evenement dat kunstenaars en
buurtbewoners tot samenwerking uitnodigde. Wij zijn daar in mee gegaan en
hebben zo veel contact gekregen met musici en beeldende kunstenaars, met wie we
mooie projecten hebben gedaan en dus ook mooie gesprekken hebben gevoerd over
geloof en kerk. De kerk heeft zo op een nieuwe manier haar buurtfunctie wat
terug gewonnen en was op sommige momenten zelfs even huis van de buurt.
Spannend is het natuurlijk wel, want kunstenaars zijn vrije geesten die soms
dingen over religie bedenken die wij niet kunnen volgen, maar daar zijn we dan
zelf bij. Vooralsnog genieten we van veel moois dat ons ook hier wordt
geschonken.
Evaluatie
Alles overziend is er in vier jaar tijd erg veel gebeurd in
onze gemeente. Er is veel dynamiek ontstaan, die deels wordt verklaard door de
dynamiek van de stad, maar naar onze overtuiging zeker ook door de dynamiek van
Gods Geest, die wegen schrijft in de tijd. Als gemeente hebben we vooral
geprobeerd ons open te stellen voor de in deze dynamiek geschonken kansen en
mogelijkheden, een spannend en avontuurlijk proces.
Om te beginnen heeft dat veel nieuwe en vruchtbare dingen
opgeleverd. Er kwamen allerlei nieuwe activiteiten, steeds weer nieuwe mensen
gingen hun gaven inzetten en het aantal contacten in de buurt groeide gestaag
verder. De Jeruzalemkerk – een beetje verstopt aan een verstild plein achter
grote huizenblokken – is op allerlei manieren weer in beeld gekomen, in de
buurt, maar ook in het land. De Geest van God heeft wegen gebaand en deuren
geopend.
Toch blijft een toon van bescheidenheid op zijn plaats. De
Jeruzalemkerk is bepaald geen succesvolle megakerk (gelukkig niet), maar een
levende gemeenschap in de marge van de stadscultuur. Het aantal mensen dat we
werkelijk met het Evangelie konden bereiken is veel kleiner dan we hoopten en
dat in vier jaar tijd nog geen enkele bekeerling werd gedoopt (toch ook een
kernnotie in Mattheüs 28!) geeft veel te denken. Ook de sterkste en meest Bijbels
gefundeerde kerkelijke missie stuit in Amsterdam op de diepe kloof tussen het
Evangelie en de postchristelijke cultuur. In die cultuur blijven we het Grote
Verhaal van Christus vertellen, maar voor grote succesverhalen is weinig reden.
Dat brengt mij tot de conclusie dat de visie die we hebben
gevonden misschien wel het meest kostbare geschenk van de afgelopen vier jaar
is geweest. Ons mission statement is geworteld in sterke Bijbelse beloften maar
ook verbonden met de context van de stad. Daarmee is het een missie waar we op
terug kunnen vallen, ook als we minder vruchten zien dan wij hoopten. We putten
er het geloof en het vertrouwen uit dat we als gemeente deel mogen uitmaken van
de beweging die God zelf in Amsterdam gaande houdt, vernieuwend en verrassend.
Deel te mogen zijn van die vernieuwingsbeweging is een groot voorrecht!
Een
gemeenschap met lef en visie
Sake Stoppels
De rubriek ‘Wegen tot vernieuwing’ brengt ons in heel
verschillende contexten. In vorige afleveringen bevonden we ons vooral in
kleinere steden en op het platteland, maar in deze aflevering zitten we midden
in de dynamiek van de grote stad. We zien zeker in Amsterdam, maar ook in
andere grote steden, tekenen van hernieuwde vitalisering van
geloofsgemeenschappen. Allerlei kerken in de stad moeten hun deuren sluiten,
maar we zien juist ook in de grote steden nieuwe wegen ontstaan, voorbij aan de
vanzelfsprekendheid, maar evenzeer voorbij aan de schuchterheid. In verband met
dit laatste is het mooi om te lezen dat in de Jeruzalemkerk zoekers gewoon de
Bijbel willen lezen en geen genoegen nemen met allerlei boekjes over de Bijbel.
Back tot the basics!
Bij kerkelijke vernieuwing opereren gemeenten vaak niet in
hun eentje, maar worden partners gezocht. De Jeruzalemkerk is er een mooi
voorbeeld van. De gemeente participeert in het platform ‘Amsterdam in beweging
voor Jezus Christus’. Negen gemeenten (CGK, GKV, PKN) doen er aan mee en samen
hebben ze zes nieuwe geloofsgemeenschappen in Amsterdam gesticht.[1] We
zien hier een boeiende mix van een orthodoxe geloofsbeleving en een grote mate
van openheid in het vinden van nieuwe manieren van communicatie van het
Evangelie en nieuwe gestalten van gemeenschap.[2] In
mijn ogen zijn we hier getuige van een wonder van vernieuwing. Want in deze
nieuwe Amsterdamse geloofsgemeenschappen en trouwens ook in de moedergemeenten
worden allerlei vernieuwingen doorgevoerd die een aantal jaren nog onmogelijk
zouden zijn geweest. Het askruisje op de Aswoensdag in de Jeruzalemkerk is er
een bijna provocerend voorbeeld van! De Amsterdamse kerken lijken te delen in
de hoofdstedelijke behoefte aan vrijheid, een vrijheid die in dit geval nieuwe
en vruchtbare vormen van geloofscommunicatie mogelijk maakt.
Het zal na lezing van het artikel van Bas van de Graaf
vermoedelijk geen verbazing wekken dat ik me in deze evaluatie in het bijzonder
zal concentreren op de rol van visieontwikkeling in een gemeente. De Jeruzalemkerk
laat zien dat visieontwikkeling een wezenlijke stimulans kan zijn voor het
functioneren van de gemeente.
Doorgaande
lijn
Bas van de Graaf maakt duidelijk dat hij op de schouders
staat van zijn voorgangers. De gemeente is geen jojo die stuurloos op en neer
gaat, maar een gemeenschap met een heldere lijn. Dat lijkt voor de hand liggend
te zijn, maar in de kerk kunnen we het toch regelmatig meemaken dat er
nauwelijks een lijn valt te ontdekken in bijvoorbeeld het profiel van opeenvolgende
voorgangers. Van de Graaf schrijft dat het werk van de Geest in de
Jeruzalemkerk langs de weg van de historische continuïteit blijkt te gaan. De
gemeente weet wat ze wil en zoekt daar een voorganger bij. De nieuwe voorganger
voegt zich – uiteraard met eigen accenten en nieuwe elementen – in in een
profiel dat duurzaam is en los van hem al bestond. Nogmaals, dat klinkt
allerminst spectaculair, maar een dergelijke historische continuïteit is lang
niet altijd aanwezig in de gemeente en de parochie. Daardoor gaan veel kansen
op verdieping en groei verloren. Ik grijp hier nog even terug op de vorige
aflevering van deze rubriek. Daarin noemde ik het boek van Loren Mead, A Change of Pastors.[3] Mead’s stelling is dat juist een
vacaturetijd van cruciaal belang is voor het functioneren van een gemeente.
Deze periode biedt de gemeente de gelegenheid te kijken welke kant ze werkelijk
op wil. De Jeruzalemkerk heeft die kans niet laten liggen en het gevolg is dat
er een predikant is gekomen die voluit de verdere uitwerking van de koers en de
missie van de gemeente meedraagt.
De
visie is gevonden, niet gemaakt
Bijna aan het einde van Van de Graafs artikel staat een
even mooi als belangrijk zinnetje: ‘Dat brengt mij tot de conclusie dat de
visie die we hebben gevonden misschien wel het meest kostbare geschenk van de
afgelopen vier jaar is geweest.’ De gemeente heeft een visie gevonden, niet
gemaakt. En deze visie is een geschenk, geen product. Dat is in mijn ogen een
wezenlijk evangelische notie. In de kerk wordt visie uiteindelijk niet gemaakt of bedacht, maar geboren uit een
contemplatief leven. De visieontwikkeling in het bedrijfsleven en binnen de
kerken hebben zeker parallellen, maar ze verschillen toch fundamenteel van
elkaar. Het meest belangrijke verschil is misschien wel dat visieontwikkeling
binnen een christelijke geloofsgemeenschap niet primair een kwestie van brainstorming is, maar veeleer vrucht is
van luisterend gebed, van een openheid voor wat van Godswege te verstaan wordt
gegeven. Natuurlijk vraagt visieontwikkeling in de kerk om activiteit en inzet,
maar zeker ook om receptiviteit. Niet het brainstormen
gaat voorop, maar wat je – met een niet bestaand woord – zou kunnen noemen
de brainstilling. ‘A vision that hints of the future
does not originate in wishful thinking but draws its energy from an encounter
with the One in whom the future exists.’[4] Uiteraard is er in de Jeruzalemkerk goed nagedacht over de
buurt, over de brede maatschappelijke context en over de plek van de kerk
daarbinnen, maar dat is niet de kern geweest. Misschien is dat zinnetje van Van
de Graaf wel een mooie toetssteen voor gemeenten die bezig zijn met visieontwikkeling:
kunnen we ons proces primair zien als een geschenk of is het vooral een kwestie
van hard werken, duwen en stug doorgaan?
Wie
vindt de visie?
In alle
boeken die gaan over visie-ontwikkeling, wordt benadrukt dat dit een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is. Wil een visie beklijven, dan zal ze
immers breed moeten worden gedragen. De Amerikaanse godsdienstsociologe Nancy Ammerman ontdekte in haar sociologische
onderzoek naar godsdienstige gemeenschappen in de VS meer dan eens dat
visiedocumenten niet konden worden gevonden. ‘Het stuk moet wel ergens zijn’,
hoorde ze dan verontschuldigend, terwijl haar respondenten de kasten nazochten.[5]
Als Ammerman in de Nederlandse kerken dit onderzoek zou herhalen, zou ze
vermoedelijk vergelijkbare ervaringen opdoen. Visiedocumenten blijken lang niet
altijd in de gemeente te leven.[6]
Een van de oorzaken daarvan is dat gemeenteleden nooit werkelijk ‘eigenaar’
zijn geworden van de visie. Ze hebben er mogelijk mee ingestemd, maar dat is
nog heel iets anders dan dat het hen in beweging heeft gezet. Op zich hoeft dit
probleem ook niet te verbazen. Plaatselijke kerken moeten nog erg wennen aan
het idee een visie te ontwikkelen en beleid te maken. Bovendien kost het in de
regel jaren voordat een visie een gemeente werkelijk doordesemt en stuurt, zo
leren vrijwel alle praktijk ervaringen en boeken over gemeenteopbouw. Van
belang bij dit alles is uiteraard de vraag wie betrokken worden in het proces
van visievorming. Breed klinkt het pleidooi om dit proces zo ruim mogelijk op
te zetten. Nu lijkt de Jeruzalemkerk zich niet aan die spelregel te hebben
gehouden. We lezen dat de voorganger zich geroepen weet het voortouw te nemen
als het gaat om visieontwikkeling. Hij spreekt expliciet over ‘visionair
leiderschap’. We zien in de Jeruzalemkerk geen systematische route langs iets
als een werkgroep visie en missie, de kerkenraad en de gemeentevergadering om
tot een visie te komen. Er wordt niet van onderop gewerkt, maar van ‘bovenaf’
wordt een visie geformuleerd die dan vervolgens wordt gedeeld en besproken, vooral
in leidinggevende kringen. Dat lijkt in eerste instantie te botsen met gangbare
inzichten binnen de wereld van gemeenteopbouw, maar voor een goede beoordeling
is het goed de setting van het proces in gedachten te nemen. Van de Graaf kan
voortbouwen op wat in de loop van enkele jaren is gegroeid. Hij is immers
bepaald de eerste niet! Er is richting gevonden, de gemeente heeft zich al in
missionaire zin ontwikkeld, ze is al ruimschoots onderweg. De taak van een
voorganger kan in zo’n situatie inderdaad zijn om kort en krachtig onder
woorden te brengen wat de gemeente feitelijk al beweegt en verlangt. Visieontwikkeling
kan er ook uit bestaan dat het leven van de gemeente op noemer wordt gebracht
(‘ja, dat zijn we en dat willen we!’) als basis voor verder beleid. Dat lijkt
in de Jeruzalemkerk te zijn gebeurd. Explicitering van de bestaande praktijk en
de daarin levende verlangens is een wezenlijk element van visieontwikkeling! Een
fundering om op door te bouwen...
Hoe concreet is een visie?
Ik keer nog even terug
naar Nancy Ammerman. In haar onderzoek ontdekte ze onder andere dat de
strekking van visiedocumenten vaak zo algemeen was, dat ze ongeschikt waren om
een koers uit te zetten. In plaats van in de gemeenschap te landen, belandden
ze in een la. Ook dat is helaas een veel voorkomend euvel binnen gemeenten en
parochies. Soms heeft het te maken met de behoefte iedereen binnenboord te
houden. Echter een grijs en defensief getint mission statement werkt zelden of
nooit wervend.
Naarmate een
visiedocument concreter en toegespitster is, zet ze mensen meer in beweging.
Daar waar concrete keuzes worden gemaakt en heldere prioriteiten worden
gesteld, wordt ook de werfkracht in de regel groter. Een criterium voor een
heldere visie zou kunnen zijn dat men ook anders kan kiezen. Een visie wordt
prikkelend als men – binnen de grenzen van de christelijke traditie – ook er
voor zou kunnen kiezen de zaken waarvoor gekozen is, niet te doen. Een concrete visie impliceert dat men zonder zichzelf
geweld aan te doen, ook anders had kunnen kiezen, andere accenten had kunnen
leggen. Jim Herrington c.s. maken in dit verband een onderscheid tussen de missie van
de gemeente en haar visie. De missie is iets dat alle kerken delen en dat
constitutief is voor de christelijke gemeente. Je kunt bijvoorbeeld als
gemeente niet ongestraft zeggen dat je weinig of niets met Jezus hebt. Daarmee
plaats je jezelf buiten de christelijke traditie. Het probleem is dat visiedocumenten
nogal eens niet verder komen dan missieachtige uitspraken en daarmee niet of
nauwelijks sturing geven.[7] De
visie daarentegen verbijzondert de plaats van een specifieke gemeente binnen de
algemene missie van de kerk.[8] Scherp geformuleerd: wil een visie vruchtbaar
uitwerken, dan moet ze eenzijdig zijn en zich concentreren op een beperkt
aantal aspecten binnen de brede missie van de christelijke gemeente.
Als we dat zo stellen,
hoe komt de Jeruzalemkerk er dan af? Ik kan er op deze plaats niet al te veel
over zeggen, maar beperk me tot één specifieke keuze van de Jeruzalemkerk en
wel de keuze voor een open communicatie met kunstenaars. Dat is een mooi
voorbeeld van een concrete toespitsing van de missie van de gemeente. Als ze
deze bewuste openheid naar de kunst niet
zou hebben, zou ze evengoed gemeente van Christus zijn. Met de keuze voor
openheid richting kunst en kunstenaars, kiest de Jeruzalemkerk haar eigen plek
temidden van andere christelijke geloofsgemeenschappen. Dat vormt een uitdaging
aan alle christelijke geloofsgemeenschappen: kunnen wij in ons mission
statement – en de nadere uitwerking daarvan – zo concreet en specifiek worden
dat helder wordt welke eigen en unieke plek wij innemen in het geheel van de
wereldwijde kerk?
Het apostolicum, artikel 13: ‘Ik geloof in het Koninkrijk
van God’
Een van de vragen die
ik aan predikanten in opleiding altijd meegeef, is de vraag in hoeverre de
gemeente waar ze stage lopen anders zal gaan functioneren als haar gebouw op
een dieplader gezet wordt en 20 kilometer verderop weer wordt neergezet. De
achterliggende vraag daarbij is uiteraard de gerichtheid op de directe omgeving
van de gemeente in kwestie. In hoeverre kleurt deze het functionern van de
gemeente? In het verhaal over de Jeruzalemkerk komen we de context nadrukkelijk
tegen en bepaald niet alleen als ‘afzetmarkt’. Vanuit het denken in termen van
het Koninkrijk Gods zien we een dienstbare houding ten opzichte van Amsterdam
in het algemeen en het stadsdeel De Baarsjes in het bijzonder, maar dat is niet
het hele verhaal. Juist het denken vanuit het Rijk Gods voorkomt
eenrichtingsverkeer vanuit de kerk naar ‘de wereld’. Er ontstaat ruimte om te
zien welke geschenken vanuit de samenleving op de kerk afkomen. In de
Jeruzalemkerk concentreert zich, zoals we al zagen, deze ontvankelijkheid mede
op kunst en cultuur. Kunst en creativiteit zijn gaven van de Schepper en deze
gaven storen zich in het geheel niet aan de grenzen van kerk en christendom.
Daarom stelt de gemeente zich ook open voor uitingen, opvattingen en verhalen
van kunstenaars. Dat is af en toe wel spannend, zo begrijp ik, maar die
spanning werkt ook als een boemerang: ‘wie zijn wij als gemeente eigenlijk en
hoe verhouden wij ons tot andere overtuigingen en levensvisies?’ Een leerzame
ontmoeting waar de gemeente alleen maar wijzer van kan worden!
Het denken vanuit het
Rijk Gods verhindert dat we ons opsluiten in de kerk en exclusief van binnen
naar buiten gaan denken. Door de concentratie op het Rijk wordt het perspectief
van de gemeente ruimer en elk ecclesiocentisme uitgebannen. De ‘herontdekking’
van het perspectief van het Rijk Gods binnen de Jeruzalemkerk spoort met een
bredere ontwikkeling binnen de missionaire theologie.[9]
Ik kan daar op deze plek niet al te uitvoerig op ingaan en volsta met een
verwijzing naar Daniel de Wolf, gemeentestichter in Rotterdam-Zuid. Hij schreef
vrij recent een boek, getiteld De
ontdekking van het Koninkrijk. Aan de 12 artikelen van het geloof voegde
hij een 13e toe: ‘Ik geloof in het koninkrijk van God’.[10]
Dat lijkt mij een prima uitbreiding, waar de kerk veel plezier aan kan beleven.
En de samenleving niet minder!
Noten:
[2] Wie meer wil lezen over enkele
deelnemers aan dit platform zie onder andere Gerrit Noort e.a., Als een kerk opnieuw begint. Handboek voor
missionaire gemeenschapsvorming, Zoetermeer 2008
en René Erwich, Veelkleurig verlangen. Wegen van missionair gemeente-zijn,
Zoetermeer 2008
[3] Loren B. Mead, A
Change of Pastors …And How It Affects Change in the Congregation, Herndon
2005
[4] Ben Campbell Johnson, Andrew Dreitcer, Beyond the Ordinary.
Spirituality for Church Leaders, Grand Rapids/Cambridge 2001, p. 63.
Vergelijk Mary K. Sellon e.a., Redeveloping
the Congregation. A How To for
Lasting Change, z.p. 2002. Ook zij benadrukken dat de visie vooral een
geschenkkarakter heeft. ‘ It is a vision that is given to
you and that you welcome, rather than one you create.’ p. 41
[5] Nancy Tatom Ammerman, Pillars
of Faith. American Congregations and their Partners, Berkely/Los Angeles
2005, p. 24
[6] Zie voor
valkuilen in visieontwikkeling Sake Stoppels, Voor de verandering. Werken aan vernieuwing in gemeente en parochie, Zoetermeer
2009, p. 133 ev.
[7] Een mooi
voorbeeld is het volgende mission statement: ‘We willen als gemeente open zijn
naar God, naar elkaar en naar de samenleving.’ Zo geformuleerd biedt het
nauwelijks impulsen en richting aan het gemeenteleven. Immers, de gemeente zou
het eens moeten wagen principieel niet open
te willen zijn op een van deze drie terreinen!
[8] Jim Herrington, Mike Bonem,
James H. Furr (2000), Leading
Congregational Change. The Transformational Journey, San Francisco, p. 49
ev.. Vergelijk ook Nancy T. Ammerman et al. (eds.), Congregational Studies.
A New Handbook, Nashville
1998, p. 179, 180
[9] Zo bijvoorbeeld Martin Hoffmann en Martin, Hans-Ulrich
Pschierer, Reich Gottes in Werden. Modell
einer auftragsorientierten Gemeindeentwicklung, Leipzig 2009
[10] Daniel de Wolf, De
ontdekking van het koninkrijk, Vaassen 2009, p. 203
(Dit artikel werd eerder geplaatst in het blad Geestkracht, theologisch tijdschrift van de Charismatische Werkgemeenschap Nederland)