De Jeruzalemkerk heeft zich de
afgelopen paar jaar in allerlei opzichten gericht op de kunst. We hebben een
podium geboden aan musici en beeldende kunstenaars uit de buurt, we hebben
samen met kunstenaars kunstprojecten gedaan, we hebben gesprekken gevoerd met
creatieve geesten in De Baarsjes, kortom: we hebben geprobeerd om van de
Jeruzalemkerk op allerlei momenten een kruispunt van geloof, kunst en cultuur
te maken. Dat leverde veel mooie, interessante, spannende en soms ook
ontroerende momenten op. Het was een boeiend en dynamisch gebeuren.
Toch kun je je afvragen: Heeft de kerk
geen belangrijker dingen te doen en leidt al die aandacht voor kunst en cultuur
niet veel te veel af van de kern van onze missie, namelijk de verkondiging van
het Evangelie van Jezus Christus, de Gekruisigde en Opgestane?
Die vraag wordt nog toegespitst als we
beseffen in welke traditie we als Jeruzalemkerk staan. We staan in de calvinistisch-gereformeerde
traditie en we weten allemaal dat juist die traditie de vanouds op zijn minst
nogal kritisch stond ten opzichte van kunst en cultuur. En dus is de vraag: als
onze voorouders zo terughoudend waren als het om kunst en cultuur ging, kunnen
wij er dan wel open voor staan? Verliezen we zo niet ongemerkt een paar
essentiële elementen van een op de Bijbel gebaseerde traditie?
Bij nader inzien blijken er juist in
onze gereformeerde traditie verschillende redenen te vinden die de aandacht
voor kunst en cultuur vanuit de kerk rechtvaardigen.
*Ik begin met een paar gedachten van
Johannes Calvijn zelf. Die gedachten put ik uit een lezing die Abraham Kuyper
in 1898 hield op de universiteit van Princeton, de 5e van zes zogenaamde Stone Lezingen. Die lezing heet: Het Calvinisme en de kunst. In die lezing
stelt hij zich de vraag of het calvinisme inderdaad – zoals vaak gedacht wordt
-in de wortel kunstvijandig is. En Kuyper toont dan, met woorden van Calvijn
zelf aan, dat deze wel streed tegen misbruik maar in principe een pleitbezorger
was van de kunst.
Zo merkt Calvijn bijvoorbeeld in zijn
commentaar op Genesis 4:21 (waar over Jubal wordt gezegd dat hij ‘vader is
geworden van allen die citer en fluit bespelen’)op, dat het hier gaat om voortreffelijke
gaven van de Heilige Geest. God heeft, zo stelt hij, het geslacht van Jubal ‘verrijkt
met uitnemende talenten’ en trekt vervolgens de conclusie dat deze
kunstvindingen schitterende blijken waren van Gods goedgunstigheid.’
Ik geef nu even een lang citaat van
Kuyper, dat helemaal voor zichzelf spreekt. Hij schrijft, opnieuw over Calvijns
uitleg van bepaalde Bijbelgedeelten: ‘Sterker
nog verklaart hij in zijn commentaar op Exodus, dat ‘alle kunsten uit God
vloeien en te eren zijn als goddelijke uitvindingen.’ ‘In alle artes liberales
moet, zowel in de gewichtige als de minder gewichtige, Gods lof en glorie
worden verheerlijkt. Meer nog, de kunsten zijn ons als troost bij deze lage
stand van ons leven geschonken. Ze reageren tegen het ingezonken leven van de natuur.’
Toen zijn collega Cop in Genève tegen de kunst als zodanig ging woeden, nam Calvijn
zelfs opzettelijk zijn maatregelen om, zoals hij zelf schrijft, ‘deze onzinnige
mens tot gezonder zin en rede terug te brengen.’ Het domme vooroordeel, alsof
het gebod tegen de beeldendienst de beeldhouwkunst verbood, noemt Calvijn de
moeite der weerlegging niet eens waard. Van de muziek roemt hij, dat ze een
wondere, ongelooflijke kracht bezit, om de harten te roeren en neigingen en de
zeden te buigen en te verzachten. Onder de schatten des levens, die God ons
schonk, om ons te ontspannen en te doen genieten, staat ze zijns inziens bovenaan.
En zelfs waar de kunst lager afdaalt en enkel bedoelt de grote hoop te
vermaken, snijdt hij ze zo weinig af, dat hij verklaart, hoe men dit soort
zinvermaak niet aan het volk moest onthouden. Dit samenvattende mag men dus
zeggen, dat Calvijn de kunst in al haar vertakkingen eerde als een gave Gods,
nader als een gave van de Heilige Geest; dat hij de machtige uitwerking der
kunst op het gemoedsleven ten volle begreep; dat hij haar bestemming zag in het
verheerlijken van God die ze ons schonk, in de veredeling van het leven, in het
ons schenken van hoger genot, en zelfs van gewoon vermaak; en dat hij, wel
verre van in haar slechts een nabootsing der natuur te zien, haar de roeping toeschreef,
om ons een hogere werkelijkheid te ontsluiten dan deze zondige en ingezonken
wereld ons bood.’
Tot zover Kuyper over Calvijn. Op
allerlei punten sluit deze gedachten aan bij de redenen die wij de afgelopen
jaren vonden om ons met ik kunst bezig te houden. Ik noem er nu vijf.
*Waarom zouden we ons als kerk met
kunst bezig houden? Mijn eerste antwoord zou zijn: Kunst is een gave van God de Schepper. Met de woorden van Calvijn:
‘Alle kunsten vloeien uit God en zijn te eren als goddelijke uitvindingen.’
De eerste reden om met kunst bezig te
zijn ligt dus in de scheppingsleer. Godzelf is de Schepper van hemel en aarde
en Hij zelf heeft de mogelijkheid om kunst te maken in zijn schepping gelegd.
Dat mensen in staat zijn tot het scheppen van schoonheid is een geschenk dat
God in zijn schepping heeft gelegd. En hoe kunnen we onze Schepper beter eren
dan door de gaven die Hij in de schepping heeft gelegd te ontdekken en te
ontwikkelen?
Schoonheid is volgens Kuyper een
weerspiegeling van Gods heerlijkheid. Toen God hemel en aarde schiep, van dag
tot dag, trok Hij zelf steeds de conclusie dat het goed was. God zelf genoot
dus van zijn kunstwerk en dat mogen wij ook doen. Maar het gaat nog verder,
want wij mensen zijn naar het beeld van God geschapen. Dat betekent dus, dat
wij op allerlei mogelijke manieren het wezen van God mogen weerspiegelen, ook
als het gaat om het creatieve. Als mensen die geschapen zijn naar Gods beeld
mogen wij zelf ook scheppend bezig zijn met de mogelijkheden die in de schepping
zijn gelegd.
Kunst is dus een gave van God de
Schepper en maakt dus wezenlijk deel uit van het leven zoals God het bedoeld
heeft. In de schone kunsten mag de mens, als zijn beelddrager, schepper naast
God zijn. Dat is het eerste. Een geweldig mooi geschenk!
*Het tweede antwoord dat Calvijn ons
aanreikt is: Omdat we geloven dat creativiteit
een gave van de Heilige Geest is.
Dit antwoord ligt dicht in de buurt van
het eerste, maar legt toch een belangrijk ander accent. Als we namelijk over
kunst spreken als een scheppingsgave hebben we het over wat God vanaf de oorsprong in zijn wereld heeft gelegd.
Maar als we over creativiteit als gave van de Heilige Geest spreken hebben we
het vooral over wat God geeft met het oog op de eindbestemming van de wereld. Wat bedoel ik daarmee?
Calvijn was een theoloog die er een
diep besef van had dat de schepping zoals hij nu is is aangetast door het kwaad
en dus een gebroken schepping is. De mens is nog steeds beelddrager van God,
maar dat beeld vertoont wel een diepe barst, veroorzaakt door onze menselijke
schuld. En als God de wereld op zijn beloop zou laten zou dat kwaad meer en
meer de overhand krijgen. Maar de boodschap van het Evangelie is, dat God zich
juist niet bij die gevallen staat van de schepping neerlegt. In tegendeel, Hij
heeft het plan opgevat om deze wereld te herscheppen en nieuw te maken. Om dat
doel te bereiken werkt God met zijn Geest in deze wereld. Die Geest werkt
vernieuwend in de wereld, als voorschot op de grote herschepping die gaat
komen.
En als Calvijn dus spreekt over
creativiteit als gave van de Geest, dan moeten we dat verstaan tegen die
achtergrond. Als voorbeeld noemt hij de kunstenaars in Israël, die door God
werden toegerust met de gave van de Geest om het heiligdom tot een gebouw van
schoonheid te maken. Juist dat heiligdom, van waaruit de herschepping van het
leven en de wereld als het ware gestalte kreeg, vroeg om de beste kunstenaars.
In die zin vind ik het in toenemende mate bijzonder dat onze Jeruzalemkerk is
geïnspireerd door te tempel in Jeruzalem en geldt als één van de mooiste kerken
van de Amsterdamse school. De schoonheid van deze kerk is meer dan een beetje
versiering, zij staat in dienst van het goede nieuws dat God de Schepper zijn gevallen
schepping niet loslaat, maar op weg is naar het nieuwe Jeruzalem. Creativiteit
in dienst van het Evangelie dus. In die zin inspireert het gebouw ons steeds
opnieuw tot bezinning op geloof en kunst.
*Het derde antwoord dat we bij Calvijn
kunnen vinden is: Kunst is een bron van
troost in een wereld vol moeite en zorg. Eerlijk gezegd werd ik heel erg
geraakt door deze gedachte van Calvijn. Kunst als bron van troost. Dat is toch
prachtig?
Opvallend is, dat Calvijn de muziek het
hoogst inschat als het gaat om vertroosting en ontroering. Muziek bezit een
‘wondere, ongelooflijke kracht om harten te roeren’. Het is dan ook niet voor
niets dat juist Calvijn zich enorm heeft ingespannen voor de ontwikkeling van
kerkmuziek – hij gaf de opdracht om alle Psalmen te berijmen en op muziek te
zetten – en dat hij daarvoor de beste dichters en musici van zijn tijd uitkoos.
Muziek troost en roert het hart.
Vandaar dat wij van harte ruimte geven aan musici om in ons kerkgebouw muziek
te maken. Het is wonderlijk om te merken dat dezelfde muziek in ons kerkgebouw
vaak anders werkt dan in het concertgebouw. Ook muziek waar geen woord aan te
pas komt kan juist in dit gebouw een boodschap van troost en vreugde zijn.
Het is duidelijk dat muziek een andere
laag van ons bestaan raakt. Waar woorden tekort schieten kan muziek een eigen
taal spreken.
Kunst kan dus troosten en ontroeren.
Die troost zit naar onze overtuiging vooral in de boodschap van het Evangelie,
die zondag aan zondag verkondigd wordt. Maar er is ook de troost van de kunst,
die des te dieper wordt als zij met het Evangelie gaat samenstemmen. Daar hopen
we op.
*Het vierde antwoord dat ik bij Calvijn
vind is ook wel heel sprekend: Kunst
heeft het vermogen een hogere werkelijkheid te ontsluiten. Ik weet niet
helemaal zeker of deze gedachte letterlijk bij Calvijn vandaan komt of dat
Abraham Kuyper hem heeft geformuleerd, want het lijkt me voor een Calvijn wel
een heel moderne gedachte. Hoe dan ook: het is wel een gedachte die aansluit
bij wat we telkens ervaren als we ons met kunst bezig houden.
Kunst heeft het vermogen een hogere
werkelijkheid te ontsluiten. Ik geef een voorbeeld van een kunstproject waarin
dat gebeurde. Vorig jaar hebben we samen met een kunstenaarscollectief een
project gedaan rondom het onkruid in de
kerktuin. Ja, u hoort het goed: het onkruid in de kerktuin. Dit was het
idee: de kunstenaars hebben nauwgezet onderzocht welke plantjes er in de tuin
groeiden. Zij vonden maar liefst 18 soorten wilde planten en onkruid. Wat zij
vervolgens deden was dit: ze schreven een libretto, waarin elk plantje afzonderlijk
werd bezongen in zijn kenmerkende eigenschappen. En heel vroeg in de morgen,
bij zonsopgang, is dit plantenlied gezongen in een soort schemerdienst. Van te
voren hebben we diepgaand met elkaar gesproken wat nu eigenlijk de bedoeling
was. Wilden de kunstenaars de natuur aanbidden? Zo ja, dan werd voor ons een
grens overschreden. Maar natuuraanbidding was niet de bedoeling. Wat ze
eenvoudig wilden was: zo aandachtig mogelijk kijken naar deze vaak geminachte
plantjes en al zingend ontdekken dat ze veel bijzonderder zijn dan we denken.
En toen ik daar een meditatie bij mocht maken ontdekte ik dat nu precies is wat
genade is: wat door mensen wordt geminacht wordt door God gezien en aanvaard.
Zo ontsloot dit kunstproject een hogere werkelijkheid, die ik nooit meer
vergeten zou. Onkruid dat de kerk
werd binnengezongen bleek, juist in die ruimte, kruid te zijn. Dat is wat kunst kan doen en op zulke momenten van
onthulling hopen we als we als kerk meedoen met de kunst.
*Mijn vijfde antwoord komt niet van Calvijn
of Kuyper, maar uit de ervaring van de afgelopen tijd. Het luidt: Kunst draagt bij aan de ontmoeting tussen
mensen en de vrede voor de stad. Anders gezegd: kunst dienst ook een
missionair doel.
Als Jeruzalemkerk willen we graag een
bijdrage leveren aan de vrede in de stad. Dat doen we op allerlei manieren,
maar ook via de kunst. Daarbij worden we ook geïnspireerd door de buurt waarin
onze kerk staat. De huizen in De Baarsjes zijn grotendeels ontworpen in de
stijl van de Amsterdamse School, een stijl die na 80 jaar nog niets aan kracht
heeft ingeboet. Het bijzondere is, dat deze stijl werd ingezet voor het
socialistische ideaal om voor de gewone man huizen te bouwen die functioneel én
mooi waren. Want de overtuiging was: schoonheid draagt bij aan het goede leven.
Een bijna profetisch inzicht dus, dat tot op de dag van vandaag nog voelbaar is
in de buurt. En bij dat inzicht sluiten wij ons in onze kerkelijke presentie in
de buurt graag aan.
Maar de vrede in de buurt wordt ook
bevorderd door ontmoetingen tussen mensen. Die ontmoetingen vinden plaats in de
diensten op zondag, maar ook, en weer anders, als de kerk open is voor bijvoorbeeld
een concert. Dan wordt de kerk weer op een andere manier een huis van de buurt
en zo was onze kerk ook bedoeld: gebouwd aan en zelfs ín een huizenblok; dicht
bij God en dicht bij de mensen. Zo hebben we al aardig wat mooie ontmoetingen gehad
en van het een komt soms het ander en dat laten we maar gewoon gebeuren.
*Waarom zouden we ons als kerk met
kunst en cultuur bezig houden? Het antwoord is: omdat kunst bedacht is door de
schepper, wordt geïnspireerd door de Geest, troost brengt, openingen maakt naar
boven en de vrede in de stad dient. Er zijn nog veel meer redenen, maar hier
kunnen we het voorlopig mee doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten